Franciscus en de sultan – de feiten

The manipulation of this event tells us more about our own changing hopes and fears regarding Islam and East-West relations than it does about the historic Francis or Al-Kamil. If history is a mirror, it reflects above all a darkened and distorted image of our own worries and aspirations.

John Tolan (Franciscus-biograaf en historicus).

Op grond van de Eerste levensbeschrijving die Thomas van Celano (een broeder-vriend van Franciscus) onmiddellijk na de heiligverklaring van Franciscus in 1228 in opdracht van de paus heeft geschreven, lijkt het waarschijnlijk dat Franciscus maar liefst drie pogingen heeft ondernomen om in gebieden onder moslim-bestuur binnen te geraken. Ze worden alle drie verbonden met Franciscus’ missie om in levenden lijve (= op ‘franciscaanse wijze’) te getuigen van Christus en God. De data in dit overzicht zijn educated guesses van moderne historici. Hieronder doe ik een poging om feit en fictie, Dichtung und Wahrheit van elkaar te scheiden.

De eerste keer probeert Franciscus in de herfst van 1212 per schip naar Syrië te gaan. Dit valt (toevallig?) ongeveer samen met de periode van de ‘kinderkruistochten’ (pueri in het Latijn). Een periode van grote maatschappelijke onrust in Europa, veel armoe, waarin groepen wanhopige jongeren, geïnspireerd door een charismatische of profetische figuur vanuit Frankrijk en Duitsland het heilige Land proberen te bereiken. Anders dan de ‘officiële kruistochten’ een volksbeweging , bottom-up. Inderdaad: Franciscus staat er niet zover vanaf. Enfin, hoe het ook zij: Door tegenwind strandt Franciscus op de kust van Dalmatië en dat jaar gaat er geen schip meer naar de Oriënt. Daarop besluit hij naar Italië terug te keren.
De tweede poging moet waarschijnlijk geplaatst worden na de beslissende slag in de Spaanse kruistocht tegen de Moren (1212, bij Las Navas de Tolosa). Dan zijn de machtsverhoudingen op het Iberische schiereiland veranderd en is het goed voorstelbaar dat Franciscus (dus ca. 1213-1214) via Spanje op weg gaat naar de Saracenen in Marokko. Hij strandt in Spanje, waar een ernstige ziekte hem dwingt zijn project te staken. God heeft hem nog niet waardig gekeurd om martelaar te worden, is zijn conclusie (aldus Celano). Of Franciscus het zelf ook zo beleefde is daarmee nog niet gezegd.
Maar de derde keer is het raak. In 1219 vertrekt hij naar Egypte in het spoor van de vijfde kruistocht (1217-1221). Kruisvaarders uit Hongarije, het Duitse Rijk, de Lage Landen, Engeland, Frankrijk en Italië bevinden zich dan in Egypte en lijken aan de winnende hand. In 1219 omsingelen de kruisvaarders het versterkte Damiate, waar de sultan zich bevindt. De sultan zit in slechte papieren en biedt zelfs Jeruzalem aan in de onderhandelingen, als losprijs voor hun aftocht. In die periode (precieze datum is niet te geven) verschijnt Franciscus ten tonele.

De bronnen

Laten we de feiten op een rijtje zetten. De bronteksten (vita & legenda) van Thomas van Celano en Bonaventura kunt u hier lezen. Daarnaast zijn er nog enkele contemporaine bronnen: een brief – in twee versies – van Jacques de Vitry en een uitgebreide passage in een contemporaine kroniek – de zogeheten Chronique d’Ernoul. Naast deze originele teksten heb ik nog volgende secundaire literatuur geraadpleegd:

  • John V. Tolan, Saint Francis and the Sultan. The Curious History of a Christian-Muslim Encounter, Oxford University Press, 2009, pp. 19-72.
  • André Vauchez, Francis of Assisi. The Life and Afterlife of a Medieval Saint (tr. Michael F. Cusato), University Press, 2012,  pp. 80-94.
  • Barbara Bombi, ‘The Fifth Crusade and the conversion of the Muslims’, in E.J. Mylod, Guy Perry, e.a. (eds), The Fifth Crusade in Context. The Crusading Movement in the Early Thirteenth Century (Routledge, 2016)

Franciscaanse bronnen

In de zomer van 1219, arriveert Franciscus samen met een andere frater in het kruisvaarderkamp bij Damiate (Damietta, Dimyat). Opvallend: Thomas van Celano vermeldt de belegering van Damiate niet in zijn vita prima. Daar heeft hij het enkel over Syrië, maar bedoelt waarschijnlijk Egypte. Je vindt bij Celano wel meer ‘topoi’, d.w.z. cliché-achtige stukken met weinig aandacht voor de feitelijke détails. Interessant is ook zijn Memorial (meestal Vita secunda genoemd): herinneringen aan Franciscus. Daarin komt namelijk een passage voor, waarin Franciscus de mislukking van een aanval op Damiate voorspelt. De tekst en bespreking hieronder. Bonaventura heeft het een halve eeuw later (!)  in de officiële biografie over Franciscus’ bezoek aan de sultan van Babylon. De feitelijke slordigheden terzijde gelaten, komt volgend beeld naar voren:

Tijdens de belegering van Damiate (zomer 1219) zou Franciscus op een bepaald moment het kamp verlaten hebben om naar de sultan te gaan. Dat moet dan sultan Al Malik Al-Kâmil zijn geweest (een neef van Saladin). Aan diens hof zou dan de ontmoeting hebben plaatsgevonden die in de diversae vitae/legenda wordt verteld.

Een fascinerend verhaal, inderdaad, maar echt gebeurd en – zo ja – wat was zijn bedoeling eigenlijk? Kunnen we daarover nog iets zinnigs zeggen na 800 jaar? Daarbij moeten we – laten we een beetje nuchter zijn – oppassen met de verklaring die de bronnen zelf geven. De franciscaanse bronnen vullen immers het gebeuren aan/in, o.a. met fragmenten van gesprekken, een weigering van de vuurproef, en de melding dat de sultan zeer onder indruk was; even later komen er mirakels bij. Fake news is geen 21ste eeuws uitvinding, de ‘heiligenlevens’ grossieren erin. Om van spin-doctors nog maar te zwijgen, zeker als iemand heilig-verklaard is (of gaat worden). Met dat in het achterhoofd is de teneur van de franciscaanse heiligenlevens wel duidelijk. Zij zijn eensluidend in hun framing:

Evangelisatie-actie

Zij duiden het gebeuren als een ‘evangelisatie-actie’ van Franciscus. Zijn diepste motivatie: Hij verlangde er vurig naar ‘bloedgetuige’ (martelaar) te mogen worden. Vanuit dit perspectief is de afloop wat teleurstellend en ongemakkelijk. Er vindt een ontmoeting plaats. Franciscus preekt, daagt de islam-collega’s uit middels een vuurproef, maar de sultan – hoewel onder de indruk – bekeert zich niet echt èn Franciscus en zijn broeder overleven het. Ze worden niet gedood. (Lees de teksten op de reeds geciteerde webpagina er nog maar eens op na). Dat de sultan erdoor veranderd zou zijn wordt gesuggereerd door te verwijzen naar zijn gematigde houding later in de strijd.

Andere bronnen (niet-franciscaans)

Er zijn ook nog andere (christelijke, maar niet franciscaanse) bronnen die dit exploot beschrijven en becommentariëren. Zo is er een vrij zakelijke opmerking in een brief uit 1220 van Jacques de Vitry en – vooral – een uitgebreid verhaal in de Chronique d’Ernoul. Beide niet-franciscaanse bronnen
1. bevestigen het feit van de aanwezigheid in het kamp van Franciscus en een mede-broeder;
2. vinden de idee om naar de sultan te gaan onverantwoord;
3. geven als motivatie dat Franciscus de sultan wil overtuigen van de waarheid van de christelijke religie.
Dat laatste is dan Franciscus’ versie van (of bijdrage aan) de kruistocht.

Jacques de Vitry

Jacques de Vitry meldt dat Franciscus een gesprek met de sultan heeft gehad, waarin die laatste gevraagd zou hebben om te bidden dat hem de ware religie (de termen: lex en fides worden hiervoor gebruikt) geopenbaard zou mogen worden. Daarna worden de minderbroeders teruggestuurd. Niks over een vuurproef. Dit is allemaal eigenlijk wel voorstelbaar.

Chronique d’Ernoul

De Chronique d’Ernoul heeft eenzelfde teneur. Het verslag lijkt te zijn gebaseerd op het verhaal zoals het in het kruisvaarderskamp zelf is beleefd/verteld. Belangrijk: De auteur is geen geestelijke, maar een militair. Hij geeft blijk van kennis van islamitische titulatuur en gebruiken: de term voor islam-geleerde: qâdî, komt letterlijk in de tekst voor en het ambt van de sultan als opperrechter Saîf al-Dîn wordt letterlijk vertaald in de tekst: ‘het zwaard van de wet’).

Eigenzinnige actie van bedelmonniken

De auteur schetst het beeld van twee tamelijk eigenzinnige, om niet te zeggen, brutale westerse bedelmonniken, die – ondanks dat ze geen toestemming krijgen van de commander in chief (kardinaal Pelagius) – toch besluiten om naar de sultan te gaan om hem te overtuigen van de superioriteit van het christelijk geloof. Ze worden natuurlijk meteen gearresteerd en voorgeleid. (Geen woord over mishandeling, zoals in de franciscaanse bronnen). Bij de sultan aangekomen, verkondigen ze luid en duidelijk dat de ziel van de sultan zal verloren gaan als hij zich aan zijn wetten houdt. Ze willen met hun moslim-collega’s een debat over de ware godsdienst. De qâdîs, islamgeleerden en raadslieden van de sultan, reageren verontwaardigd en eisen de doodstraf verwijzend naar hun wetten en Mohammed. De sultan blijkt grootmoediger dan zijn adviseurs en probeert de beide monniken nog te verleiden om te blijven door ze geschenken aan te bieden (Hij zag blijkbaar een propaganda-mogelijkheid). Als ze die resoluut weigeren, stuurt hij ze onder militaire begeleiding terug naar het kamp van de kruisvaarders. In deze kroniek komt het dus niet tot een debat, en is er ook geen sprake van een privé-gesprek tussen de sultan en Franciscus, waarin deze om zijn gebed vraagt. De missie is mislukt. Hier de hele tekst van deze kroniek in het Engels.

Islamitische bronnen zijn er niet, hoewel er wel degelijk geschiedschrijving is. Wat er gebeurd is, was dus in hun ogen niet meer dan een fait divers.

Een bloei aan legenden

De overlevering dat Franciscus ooit naar ‘de sultan’ is gegaan om hem te bekeren, heeft vervolgens tot een enorme bloei aan legenden geleid, de één nog fantastischer dan de ander. Het mooist en meest geliefd is de overlevering uit de ‘Fioretti’ (Bloemlezing van anecdotes en mirakels, verricht door Franciscus) over de bekering van een Egyptische prostituée (eind 14de eeuw).

Conclusie

Dàt Franciscus zich onder de moslims heeft begeven en dat ook andere broeders dat hebben gedaan, staat vast. De zogeheten regula non bullata, c. 16  levert hiervoor nog een secundair bewijs omdat zij specifieke regels bevat over: ‘hoe te leven onder de Saracenen’. In 1220 hebben vijf broeders dat met dood bekocht. Zij zijn in Marokko onthoofd. Dat Franciscus in 1219 dus zelf een poging heeft gedaan om de sultan te bereiken bij het beleg van Damiate, lijkt mij bewezen. Maar daar houdt de feitelijke kennis op. Alles wat men er nog meer over zegt, is legende (al dan niet met een kern van waarheid, die nooit meer te achterhalen zal zijn, tenzij nieuwe feiten opduiken) en moet dus met de nodige omzichtigheid geciteerd worden. Zeker als men de motieven van Franciscus meent ter sprake te moeten brengen.

Context: de militaire situatie

Sultan al-Kamil zit op dat moment in slechte papieren. De val van Damiate is nog slechts een kwestie van tijd. Hij biedt de kruisvaarders het rijk van Jeruzalem aan (ja, echt waar!) in ruil voor hun aftocht uit Egypte. Zijn voorstel wordt waarschijnlijk mede ingegeven doordat er een vreselijke hongersnood dreigt in een groot deel van Egypte. Franciscus heeft volgens de tweede vita in die diplomatieke kluwen die daarrond onstaat, geprobeerd een rol te spelen (Ik stelde al eerder vast: in de eerste vita van 1228 geeft Thomas van Celano geen nadere aanduiding van tijd en omstandigheid). Anders dan men meestal schrijft, staat er nergens vermeld dat hij de leiders van de kruistocht wil overhalen om dit vredesvoorstel van de sultan te accepteren. Het enige dat Celano vertelt in zijn tweede vita (2 deel 2, caput IV – ‘Hoe Franciscus de toekomstige nederlaag van de christenen bij Damiatum voorspelde’) is dat Franciscus afraadt om op een welbepaalde dag ten strijde te trekken, omdat dat niet goed zal aflopen. Hier de passage (en in de voetnoot het Latijnse origineel):

Franciscus pacifist ? Zijn advies om niet ten strijde te trekken

“Toen hij vernam dat de onzen (= de kruisvaarders) zich aan het voorbereiden waren om op een bepaalde dag slag te gaan leveren, werd de heilige door droefheid overmand. En hij zei tot zijn reisgezel: Gaat men werkelijk op die dag het gevecht aan – zo heeft God mij getoond – dan loopt het uit op een nederlaag voor de christenen. Maar, als ik hen dit vertel, zullen ze mij voor gek verslijten. Zwijg ik echter, dan zal ik in conflict komen met mijn geweten. Wat denk jij dat ik moet doen?’ – Zijn metgezel gaf hem ten antwoord: ‘Vader, trek u niets aan van het oordeel van de mensen. Het is immers niet voor het eerst dat men u voor gek verslijt. Ontlast uw geweten: Vrees God meer dan de mensen.” ((hier het hele stuk. De inleiding plaatst de reis naar de sultan opnieuw in het perspectief van het verlangen naar het martelaarschap. Ik heb ook de vele schriftverwijzingen die in de kritische editie staan, behouden. Dan zie je de inspiratiebron. TITEL: Quomodo apud Damiatam Christianorum stragem futuram praedixit — Tempore quo Damiatam Christianorum exercitus obsidebat, aderat sanctus Dei (cfr. 4Re 4,9; Mar 1,24) cum sociis suis: siquidem fervore martyrii mare transierant. Cum igitur ad diem belli nostri pararentur (cfr. Prov 21,31) in pugnam, audito hoc, sanctus vehementer indoluit. Dixitque socio suo: «Si tali die congressus fiat, ostendit mihi Dominus (cfr. 4Re 8,10), non in prosperum cedere (cfr. Num 14,41) Christianis. Verum si hoc dixero, fatuus reputabor; si tacuero, conscienti­am non evadam. Quid ergo tibi videtur?» Respondit socius eius dicens (cfr. Luc 3,16): «Pater, pro minimo tibi sit ut ab hominibus iudiceris (cfr. 1Cor 4,3), quia non modo incipis fatuus reputari. Exonera conscientiam tuam, et Deum magis time quam homines (cfr. Luc 12,4-5; Act 5,29)».))

Zogezegd zo gedaan. Maar de bevelhebbers willen niet luisteren en tijdens de veldslag die volgt op die dag (volgens historici moet dat dan 29 augustus 1219 zijn geweest) leidt het christelijk leger zware verliezen. Als dit bericht Francisus bereikt, leidt dit opnieuw tot een hevige gemoedsbeweging. Hij heeft verdriet om de slachtoffers en toont vooral veel compassie voor de Spanjaarden omdat zij hun overgrote ijver hadden moeten bekopen met zeer zware verliezen.

Ik noteer: Franciscus is bij Damiate bezorgd om het lot van de christenen èn begaan met de overwinning van de christenen. In zijn door God ingegeven militaire advies zal de voorgenomen veldslag tot een nederlaag lijden. Daarom moet het voorstel van de sultan aanvaard worden. Punt aan de lijn. Geen pacifist, geen vredesapostel, ook geen getuigenis tegen de kruistocht op zich. Enkel verzet tegen een veldslag op een specifieke dag. Celano laat het hierbij wat Franciscus, de sultan en de kruistochten betreft.  Zouden wij ook moeten doen, lijkt me.

Friezen vallen de toren van Damiate aan (ms. 13de eeuw)

De afloop

Hoe ging het verder? Na een belegering van 9 maanden wordt op 5 november 1219 Damiate ingenomen. Na de val en de plundering biedt sultan al-Kamil de kruisvaarders de teruggave van Jeruzalem, Bethlehem, Nazareth en het ‘ware kruis’ aan in ruil voor hun aftocht uit Egypte. Maar de pauselijke gezant, Pelayo (Pelagius), blijft zich verzetten tegen elk compromis; hij ziet de kans schoon om Caïro te veroveren. Door gebrek aan versterkingen (logistiek probleem, zoals zo vaak) raakt hij echter ingesloten en moet hij in 1221 instemmen met een vernederende ruil: een vrije terugtocht tegen hun algehele vertrek uit Egypte.

IN SHORT:

The manipulation of this event tells us more about our own changing hopes and fears regarding Islam and East-West relations than it does about the historic Francis or Al-Kamil. If history is a mirror, it reflects above all a darkened and distorted image of our own worries and aspirations.

John Tolan (Franciscus-biograaf en historicus). Dit is de slotzin van een samenvattend artikel over hoe men in de loop der eeuwen met deze legende is omgegaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy