Het christendom: einde van de pluraliteit

Goden en religies in meervoud

In het oude Griekenland bestond er geen ware God (vs. afgoden), maar was religie principieel pluraal. Er waren er legio goden. Die maakten wel onderling ruzie, maar als goden van verschillende volkeren beten ze elkaar niet. Men bracht ze in het Romeinse Rijk dan ook bij voorkeur samen in een pantheon. Middels vergelijkend godenonderzoek probeerde men het aantal verschillende godheden wat te beperken door bepaalde ‘types’ te definiëren, waardoor men particuliere verschijningsvormen kon linken aan een grondtype: liefdesgoden, vruchtbaarheidsgoden, oorlogsgoden, beschermgoden, huisgoden etc. Dus: Aphrodyte = Venus = Freya =… De goden die in het pantheon geschikt konden worden, mochten door hun vereerders gewoon gediend worden, want waren regionaal, hadden een specifiek werkingsgebied en waren dus staatsongevaarlijk. Als de Romeinen over ‘religie’ spraken, zagen ze een menigte goden voor zich, die allemaal lokaal verankerd waren en wier verering bepaalde volken samenbond. Religie was een etnisch verschijnsel waarbij meervoud en verscheidenheid geen enkel probleem vormden, want de aanspraken waren beperkt. In zo’n constellatie was een religie die pretendeerde universeel te zijn, lastiger. Als zo’n god zich zelfs niet op de plek van de oppergod (Zeus, Jupiter) liet onderbrengen, omdat hij ‘geen andere goden naast zich duldde’, dan had Rome een probleem. Met de Joden dus, maar die claimden voor hun God geen universele aanbidding. Dus dat viel mee. De meest succesvolle variant van het Jodendom, het christendom, echter universaliseerde die claim wel en is onder keizer Constantijn tot staatsgodsdienst gepromoveerd. Wie daarmee nu het meest gewonnen heeft, de keizer of het christendom, laat ik hier in het midden. De god van de christenen is net zo ‘naijverig’ als die van de Joden en de gevolgen voor de andere religies en hun goden laten zich dus raden. Die moesten nu verdwijnen. Dat waren geen interessante lokale varianten van iets soortgelijks, maar vormen van heidendom, afgoderij die uitgeroeid moesten worden: onderwerping en bekering was het enige wat overbleef, te beginnen bij alle Romeinse staatsburgers, maar indien mogelijk uit te breiden tot de hele bewoonde wereld, urbi et orbi. En daar gaan de zendelingen, vertrekkend vanuit Rome naar alle uiteinden der (toenmalige bekende) wereld, zo luidt de theorie. De facto gingen ze eigenlijk alleen maar naar het Westen en het Noord-Westen, en nog niet eens vanuit Rome. Dat komt later pas. En na Frankrijk, dat zichzelf graag de ‘oudste dochter van de Kerk’ noemt, was het al een hele klus om delen van Engeland te winnen. Na de instorting van de Romeinse staatsstructuur hangt de toekomst van het christendom zelfs aan een zijden draadje. Had de voormalige prefect van Rome, en ambassadeur van het Romeinse Rijk in Constantinopel, paus Gregorius, niet krachtdadig naast de geestelijke ook de politieke leiding naar zich toe getrokken, dan zou het verhaal van West-Europa weleens heel anders gelopen kunnen zijn. Hij wordt niet voor niets bijgenaamd ‘de Grote’. Na een moeilijke periode keert het tij. En kijk, nu komen de missionarissen vanuit de Noord-Westerse uiteinden (Ierland, Engeland) terug naar het vasteland van Europa om het halve werk uit de eerste 500 jaar van het christendom af te maken: Daar gaan de Friezen, de Germanen de doopvont in. Het verhaal, hun verhaal, is bekend: “754: Bonifatius bij Dokkum vermoord”, leerden wij vroeger op school. Het is het verhaal van heldhaftige missionarissen, standvastige heiligen, martelaren voor het geloof, waarbij goed en kwaad, God en afgod (of duivel) duidelijk tegenover elkaar staan en de dienst aan God zonneklaar en eenduidig is. Hoe nobel of edel de ‘heidense cultuur’ die men tegenkomt, ook mag zijn, als men de knie voor Christus niet buigt, moet de cultus verdwijnen. Wel had de reeds genoemde Gregorius een heel slimme strategie uitgewerkt om deze bittere pil wat te vergulden. Om de harten van de mensen te winnen mogen zendelingen kwistig omspringen met wijwater: ze mogen heidense cultusplaatsen met gewijd water zuiveren en de gebouwen die er staan omvormen tot kerken. Ze mogen zelfs lokale riten en goden proberen te ‘kerstenen’, dat wil zeggen van een christelijk sausje voorzien.(Brief aan Melitto) De filosofie was dat dan langzaam maar zeker de zuivering van binnenuit wel zou plaatsgrijpen. Niet slecht gezien van deze paus. Hij had gevoel voor de zeggingskracht van narratieve constructies. Ik zei het al, hij wordt niet voor niets ‘de Grote’ genoemd. Het verklaart waarom de christelijke religie nog steeds zo’n wonderlijk amalgaam is van bijbelse leer, theologische verhevenheden, en allerlei wonderlijke gebruiken, inclusief heidense goden die in christelijke heiligen voortleven, velen zelfs op hun eigen gewijde grond (grotten, bergen, bronnen) of bij een geneeskrachtige boom (de eik tussen Zichem en Diest: Scherpenheuvel). Daarom zoeken wij eieren op Pasen, valt Kerstmis samen met de Zonnewende, gaan we op bedevaart naar Santiago, en is er zoiets wonderbaarlijks als het carnaval. Jezus zou het nooit verzonnen kunnen hebben!

Het christendom: een religie, een cultuurverschijnsel

En terwijl in het Zuiden (Spanje) en het Oosten (Byzantijnse Rijk) het christendom de grond al weer moet afstaan aan de islam, begint tegen het einde van het eerste millennium de ‘evangelisatie’ van West-Europa zodanig wortel te schieten in de hoofden en harten van de mensen, dat we kunnen gaan spreken van een christelijk Europa, waarbij ‘christelijk’ dus veel meer syncretistisch (een religieus ratjetoe) is dan de christenen zelf denken. Trouwens, nog steeds vertel ik het verhaal te sjabloonmatig West-Europees. Immers: heel Rusland valt pas rond het jaar 1000 voor Jezus en de Scandinavische en Baltische gebieden zijn nog veel later ‘gekerstend’ en – inmiddels – hebben de bisschop van Rome en van Constantinopel elkaar in de ban gedaan (1054: het westers schisma).  Om het verhaal af te maken Litouwen is pas in 1387 officieel gekerstend, toen het veroverd werd door de Polen. Het christelijk geloof schoot daar pas echt wortel toen de strijd tussen Reformatie en Rooms-katholicisme de zaken op scherp stelde en er politieke belangen mee gemoeid bleken. Deze bewogen, bepaald niet rechtlijnige geschiedenis heeft er uiteindelijk toe geleid dat er in Frankrijk op elke colline inspirée een kerk staat en dat menige oude kerk hoogstwaarschijnlijk gebouwd is op het graf van, of rond een reliek van, een heilige man of vrouw. En als men iets verder graaft bestaat er een grote kans dat men achter een Maria-beeldje annex -heiligdom ook nog wel een spoor van een pre-christelijke moedergodin terug zal vinden. De grote verwezenlijkingen van het christendom, de Middeleeuwse kerken en de grote pelgrimsroutes en bedevaartsoorden, hebben dus diepere wortels in de volksdevotie van de West-Europese Middeleeuwers (die in de kern niet bepaald christelijk was) dan in het heilig Evangelie zelf. Dit wordt nog prangender, als wij ons realiseren dat wat wij nog van de Middeleeuwen kunnen kennen, per definitie afkomstig is van de bovenlaag van de samenleving, die vaak samenviel met de kerkelijke autoriteit. Wat een boer die op het land ploegde, dacht bij het woord ‘God’ en wat hij de beleefde als hij naar de mis ging, we hebben er grotendeels het raden naar. In elk geval wel iets, maar hoogstwaarschijnlijk niet dat wat de clerus wenste. En dan moet ik nog preciezer zijn: wat de hogere clerus wenste, want de gewone dorpspastoors sloegen er ook vaak maar een slag naar. Trouwens, ook als we het over die bovenlaag hebben, dan moeten we daar niet stiekem wat kleurrijke doorslagjes van de huidige bisschoppen, kardinalen en abten van maken. De kerk was sterk op de wereld georiënteerd: ze predikte wel hemel en hel, maar de focus daarbij lag wel degelijk op dit aardse leven. Ze recruteerde ook navenant.

Dionysius de Areopagiet

Zelfs de hoogtepunten van de Middeleeuwse kunst, de omhoogstrevende kathedralen, met hun spel van licht en kleur, de rijkdom van het ‘mobilair’, de altaarstukken en beelden, die wij nu zo bewonderen, dat alles is ondenkbaar zonder de mystieke zijnsfilosofie van een zekere Dionysius de Areopagiet, die dikke boeken geschreven heeft over hoe de wereld van het zijn trapsgewijs geordend is en hoe men via mystieke meditatie kan opstijgen vanuit het aards gewoel tot de eeuwige God, die op schitterende wijze uiteenzet hoe God het ongeschapen licht zichtbaar laat worden in het natuurlijk spel van licht en kleuren, elk met hun eigen betekenis, elk met hun eigen plek in de eeuwige goddelijke ordening. Deze Dionysius had groot gezag in de christenheid. Logisch, hij was immers een leerling van de apostel Paulus. Wordt hij niet met name in de bijbel genoemd? Is hij niet degene die zich tot Paulus wendt na diens preek in Athene op de Areopagus? (Handelingen, hoofdstuk 17). Zijn woorden – dat spreekt voor zich – weerspiegelden dus ongetwijfeld Paulus’ eigen gedachten over deze zaken, waarvoor hij door zijn drukke leven geen tijd had gehad om die op te schrijven. En had de kerkhistoricus Eusebius van Caesarea niet over hem geschreven dat hij de eerste bisschop van Athene was geworden. Orthodoxie gegarandeerd! In werkelijkheid was de auteur een Syrische christen uit het begin van de zesde eeuw, gepokt en gemazeld in de Neo-platoonse filosofie, leerling van Plotinus. Zijn echte naam is onbekend. Tot ver in de Nieuwe Tijd twijfelde niemand aan zijn identiteit en dus aan zijn gezag. Lorenzo Valla, die ook de donatio Constantini (juridisch grondslag van de wereldlijke macht van de paus) ontmaskerde als een pious fraud, had wel z’n twijfels bij het auteurschap maar pas in 1666 bewees de protestantse theoloog Jean Daillé (Dallaeus) definitief dat het een pseudepigrafisch werk was. Al veel eerder waren er natuurlijk christenen geweest die het vreemd vonden dat bijv. Augustinus hem nooit noemt, maar zulke verwondering leidde zelden tot betwijfeling van de validiteit van zijn wereldbeeld. Na Augustinus was hij de hoogste autoriteit in de Westerse kerk. Ook Thomas van Aquino (die de leer van de kerk in de 13e eeuw op briljante wijze systematiseerde) verwijst zeer vaak naar zijn geschriften, om van de mystici, Meister Eckhart bijv., nog maar te zwijgen: Die zijn zonder hem niet eens denkbaar. Filosofisch betekent dit dat het Griekse wereldbeeld en de zijnsfilosofie van Plato (in een mystieke variant) met de boodschap van Christus gehuwd is op quasi apostolisch gezag. Is dit in de Westerse Kerk al het geval, nog veel meer geldt dit voor de Oosterse kerk, waar de hele kerkopvatting en liturgie doortrokken is van het Griekse zijns-denken. Logisch, want de Oosterse Kerk is Grieks. Kortom: Zonder de oer-Griekse zijnsmystiek van Plotinus, verchristelijkt door zijn leerling die we tegenwoordig wetenschappelijk correct ‘pseudo-Dionysius de Areopagiet’ noemen, geen ikonostase, geen spel van kleuren, geen licht en donker in de kerken. En geen ‘Lam Gods’ in de St. Baafs, want zonder Dionysius’ ordening van al wat is (in hemel en aarde) binnen één perfect hiërarchisch zijnsverband, zouden de gebroeders Van Eyck de zeer heterogene apocalyptische beelden van de Johannes de Ziener nooit in zo’n harmonische compositie hebben kunnen vatten.

de Moeder-Maagd Maria

En wat te denken – tenslotte – van de ontroerende band van de ganse christenheid, Oost en West, met Maria, de moeder van Jezus. Ook die stamt niet uit de Bijbel (tot spijt van wie ’t benijdt) maar doortrekt wel de hele christelijke geschiedenis. Snij Maria daaruit weg en je houdt een bloedeloos lichaam over. Dit is allemaal al lang bekend. Ik schrijf niets nieuws, maar dat deze stand van zaken eigenlijk gevolgen zou moeten hebben voor de zelfdefinitie van de christelijke religie, wordt vaak niet gezien, of men wil het niet zien, laat staan dat men erop wenst door te denken. En voor u zegt, daar heb je de protestant weer die zit te kappen op het rijke roomse geloofsleven, ik kan dit verhaal ook uitbreiden tot de protestantse variant van het christendom. Ook zij hebben bijv. het hele vroeg-kerkelijk dogma (concilies in 321-(Nicea), 381 (Constantinopel), 451 (Chalcedon)) overgenomen. In die besluiten wordt de Joodse rabbi Jeshoea van Nazareth definitief vergoddelijkt, inclusief de hoogst speculatieve en sterk door de Griekse zijnsfilosofie angehauchte godsleer, die daaraan ten grondslag ligt, ook inclusief de twee-naturenleer (Jezus is waarachtig God, en waarachtig mens en die naturen zijn ongescheiden, ongedeeld, ongemengd en toch één en ondeelbaar), en inclusief de formule dat God één in wezen is maar tegelijk drie personen: Jezus zou er niet veel van begrepen hebben, laat staan dat hij zou hebben doorgehad dat het over hem zelf ging. En ook al roepen protestanten altijd om ter luidst dat zij enkel de Bijbel volgen, toen Miguel Serveto dit soort gedachten in de zestiende verwoordde en publiceerde, zorgden de pauselijke inquisiteur en protestantse Reformator Calvijn er in een joint venture voor dat hij snel het zwijgen werd opgelegd: geëxcommuniceerd als ketter met de enige straf die daarbij paste: de doodstraf. Trouwens: Ook in protestantse middens leiden allerlei ‘niet-theologische’ factoren tot hevige kerkelijke ruzies, zoals het soort en het tempo van de in de kerk te zingen liederen (men lezen Maarten ’t Hart’s boek over het Psalmen-oproer in Maassluis) of de precieze wijze van doopbediening, of gehakketak over of ‘de gemeente nu opgenomen wordt voor of na de wederkomst van Christus’. Ook hun reëel beleefde religie put uit veel meer bronnen dan ze zichzelf bewust zijn. Religie, het is een moeilijk grijpbaar ding, altijd al geweest.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy