Expert religion, governed religion, lived religion
In deze bundel opstellen heb ik bij de beschrijving van de manier waarop religie zich meldt in de diverse domeinen van ons leven, het begrip religie functioneel gedissecteerd, dat wil zeggen het in onderdelen uiteen gelegd naargelang de context waarin het gebruikt wordt. Het is een tegemoetkoming aan de complexiteit van het onderwerp. Niemand kan religie definiëren. Dat wisten we al. Ik heb in het begin van dit boek geweigerd om dat te doen, en houd dat ook vol, omdat alleen zo de realiteit een kans krijgt zich te melden. Maar nu ging het precies over die complexe realiteit en om het verhaal te kunnen vertellen moest ik structuren. Ookal kunnen we het niet definiëren op een manier die voor alle contexten overtuigend en passend is, we kunnen het wel afhankelijk van de context proberen iets preciezer te zeggen. Het zijn dus werkdefinities, ‘heuristische methoden’ die je kunt gebruiken als je op zoek gaat naar hoe religie werkt op alle mogelijke terreinen. Zo hebben in dit hoofddeel drie termen – afgeleid van de context waarin het woord religie voorkomt – onze analyse begeleid. Expert religion, lived (everyday) religion, en governed religion. De termen heb ik ontleend aan Elizabeth Shakman Hurd. Zij gebruikt ze in haar boek Beyond Religious Freedom, waarin ze aan de hand van een aantal case-studies de impact schetst die het schermen met ‘religious freedom’ heeft op de sociale en politieke verhoudingen in een land/regio. Ik hoop dat het gebruik van deze drieslag hierboven voldoende overtuigend was om de relevantie ervan te hebben aangetoond. Het enige wat ik ten besluite nog wil doen is deze drie begrippen (die dus niet los van elkaar bestaan, maar constant interageren) iets nader omschrijven en enkele inzichten nog eens oplijsten.
- Expert religion is godsdienst zoals die door professionals wordt beschreven. Dit kunnen interne experten zijn (theologen, voorgangers, monniken), maar ook ‘kenners’ in algemene zin: godsdienstfilosofen, wetenschappers etc. Binnen het maatschappelijk debat zijn het heel vaak die experten die betrokken zijn bij de wijze waarop men religie wil ‘beheersen’ of ‘beheren’. Het zijn beleidsmakers, of ze worden erdoor geconsulteerd. Ze antwoorden op vragen: Hoe zit dat bij jullie? Is dat overal zo? Hoe werkt dat? Hoe belangrijk is dat? Het gaat om die kennis die belangrijk is voor het beleid. Hun kennis wordt ingeschakeld in het ‘geruststellingsdiscours’ (Religie, zo verzekeren zij slag om slinger, is ten diepste ‘vrede’, een bron van moraal en onmisbaar voor de sociale cohesie). Ook komen we ze tegen in het ‘controlediscours’ (Omdat religie ook een bron van geweld kan zijn, raden wij aan om…). U kent ze wel. Ze zijn niet van buis weg te slaan.
- Governed religion is godsdienst zoals zij voorkomt in wetteksten, zowel binnen de rechtspraak als de politiek. Deze definitie is uit de aard der zaak tamelijk vlak. Ze moet vooral functioneel zijn. Ze staat ten dienste van de wetgever. Toch heeft deze definitie, samen met de ‘expert religion’, zoals we hebben gezien, veel invloed op de realiteit, zij stuurt die aan. Naast het feit dat de manier waarop religie wordt aangestuurd altijd sterk historisch is bepaald, zijn het politieke en religieuze autoriteiten die hier voor de input zorgen. Men spreekt daarom ook wel van ‘official religion’ of ‘Law’s religion’. De link met expert religion is nauw. Zij adviseren de juristen en politici. De religieuze instituten (vertegenwoordigende instanties) zijn natuurlijk zeer geïnteresseerd om binnen deze categorie aan bod te kunnen komen, zeker als er een vorm van overheidssteun mogelijk is voor een deel van hun programma (kerken, scholen).
- Lived religion (of everyday religion). Hoewel ook een papieren term, is deze toch vooral bedoeld om weerstand te bieden tegen de twee bovengenoemde ‘constructen’. Het is religie zoals die gepraktiseerd en beleefd wordt door gewone mensen, privé of in groep. Natuurlijk staat die niet los van de twee bovengenoemde vormgevingen op het terrein van religie. Je zou van een constant heen en weer (aantrekken en afstoten) kunnen spreken tussen deze drie. In de alledaagse religie spelen de autoriteiten een rol, net zoals rituelen, teksten, gebouwen, plaatsen. Het omvat allerlei menselijke activiteit, relaties, engagementen, opvattingen en handelingen (rituelen, gedrag), waarbij die echter niet beperkt zijn tot de ‘officieel door de instituten of experten erkende’. Uitingen van lived religion kunnen gemakklijk onder de radar van de governed religion blijven, en de verhouding tot de instituten en de experts is vaak wat gespannen. Soms wordt deze categorie ook wel aangeduid als ‘volksreligie’. Ze lijkt vaak meer op wat mensen spontaan doen als ze diep geraakt zijn, bijv. na een ramp of een aanslag bijv. dan op wat in de kerkelijke boeken staat. Vertrouwelijke omgang met ‘het heilige’, on-eerbiedig in de ogen van de officials (het beeldje van de heilige Antonius op de schoorsteenmantel wordt omgedraaid als hij niet gedaan heeft wat gebeden), zijn hier ook kenmerkend.
Vanuit deze drie perspectieven heb ik dus gekeken naar de manier waarop wij met religie omgaan. Het zal u niet ontgaan zijn dat ik vooral geprobeerd heb het pleit van de derde categorie te bezorgen. Vooral omdat ik de indruk heb dat deze stem te weinig wordt gehoord. ‘Gewone mensen’ verkondigen niet, ageren niet, schrijven geen opiniestukken over religie. Enkel als ze persoonlijk geraakt worden, komen ze in actie, en dan ook nog vaak onhandig (voorbeeld van Boca Raton). Ze hebben vaak van het officiële discours afwijkende en niet altijd erg coherente overtuigingen. Ook valt veel van wat ze doen en belangrijk vinden slecht bij de religieuze officials en experten. De verhouding volksreligiositeit en kerkelijke theologie is altijd wat gespannen, in protestantse middens nog erger dan in rooms-katholieke, om me te beperken tot het christendom. Termen als ‘volksgeloof’, ‘bijgeloof’ vallen al snel, en zijn pejoratief. Hierdoor is het moeilijk om lived religion onder te brengen in de categorieën ‘religion or belief’, zoals die door de wet worden gehanteerd. Religieuze leiders (expert religion, governed religion) spreken maar zelden namens hen, bezig als ze zijn om de belangen van het instituut (gebaseerd en gebouwd op ‘expert religion’) te verdedigen. Waarom zouden ze ook: dit zijn toch maar mensen wier gedrag ‘fails to qualify as religion worth protecting by law’, om nog eens de rechter van Boca Raton te citeren. Bij uitbreiding reken ik tot deze vergeten groep ook degenen die zich niet laten onderbrengen in de simplistische tweedeling ‘religieus of seculier’. Dat is een snel groeiende groep die zich niet thuisvoelt in enige officiële religie, en al helemaal geen behoefde voelt om zich te verbinden aan een instituut, maar bij wie er ook geen haar op het hoofd aan denkt zich aan te sluiten bij de georganiseerde vrijzinnigheid. Cultuurchristenen worden ze soms genoemd, of ietsisten of post-moderne bricoleurs. Allemaal geuzennamen, zou ik zeggen. In het gesprek over religie doet iedereen die de taal van de officiële religie niet beheerst, of niet wìl spreken, niet mee. Of als hij toch zijn stem verheft, dan wordt hij niet gehoord of niet verstaan. Daar zou toch wat meer aandacht voor mogen zijn, lijkt me.
Verder: Officiële uitspraken over ‘de vrijheid van godsdienst’ landen in het veld van lived religion (and belief) en hebben daar gevolgen. Over het algemeen positieve, laat dat voorop staan. Zonder de mensenrechten zou het nog onvrijer zijn in grote delen van de wereld. Anderzijds zijn ook die rechten maar zoveel waard als ze op het terrein kunnen uitwerken. En hier zagen wij toch wel indicaties dat de ‘mensenrechten’ het statuut van ‘vérités vénérables’ hebben gekregen, waar niemand meer iets van mag zeggen. De implementatie van het mensenrecht ‘godsdienstvrijheid’ bleek echter bepaald geen eenduidig verhaal. Voor de protestantisering van het religiebegrip, versterkt door de oprekking ervan om ook ‘filosofische, politieke en morele overtuigingen’ zonder verwijzing naar ‘god’ te kunnen insluiten, veroorzaakte toch wel wat kortsluitingen. Het mag dan de niet-religieuzen wel tegemoet komen en zo een serieuze discriminatie wegnemen, het had als neveneffect dat veel van wat ook religie is, buiten beeld raakt (z.b.). Ook werd hierdoor één aspect van de religieuze activiteit overbelicht, nl. de leerstellige kant van religies. het hebben van een set of beliefs met daarop gebaseerde handelingen, werd het model, de mal, die allen zou moeten passen die mee willen spreken op het terrein van ‘religion and belief’. Religieuze organisaties of levensbeschouwelijke verenigingen die zichzelf zo kunnen afficheren, worden gezien. Zij komen dus in aanmerking om ‘erkend’ te worden (officiële religie) en kunnen vervolgens profiteren, zowel van de rechtsbescherming (grondwet) als van ondersteuning in geval van multiple establishment. Los van het discriminatoire aspect, blijkt dit te leiden tot een versterking van die geloofsgemeenschappen die zich duidelijk kunnen profileren en precies aangeven wat zij van hun volgelingen wensen en wat niet: Goed afgelijnde religieuze gemeenschappen dus. De paradoxale conclusie is dat de godsdienstvrijheid zo de facto het fundamentalisme bevordert en religieuze (levensbeschouwelijke) instituten versterkt, terwijl het niet reageert als meer vrij zwevende religiositeit binnen die instituten in het nauw komt. Alle religies (religieuze uitingen) zijn dan voor de wet wel gelijk, maar sommige zijn toch meer gelijk dan anderen. Hier komt nog bij dat de duidelijk afgebakende religieuze identiteiten die zo ontstaan, in de praktijk eerder sociale verschillen lijken te bevestigen (fixeren zelfs) dan dat ze helpen die te overbruggen. Grijze zones die in lived religion schering en inslag zijn en waar veel sociale spanningen op natuurlijke wijze worden afgezwakt, verdwijnen zo buiten beeld. Niet erg bevorderlijk voor de zozeer gewenste sociale cohesie.
© Dick Wursten: fair use policy: d.w.z. alle gebruik toegestaan mits vermelding van de bron.