Religie als onderdeel van ‘cultuur’

Cultuur en religie, daarvoor kies je niet, daarvan maak je deel uit. Je wordt ‘erin geboren’, je doet eraan mee zodra en omdat je leeft. Het is dus altijd eerst de cultuur (en dus de godsdienst) van je ouders, die de jouwe wordt. Met kinderen ‘theologiseren’ zoals in bepaalde vormen van godsdienstonderwijs populair is, is dus eigenlijk niet wat het woord zegt. Het is met kinderen bezig zijn rond de ‘theologie’ van hun ouders (en leerkrachten). Pas later kan je via een proces van bewustwording en rationalisatie, hierop gaan variëren en je eigen gedachten ontwikkelen. Zowel beaming als afwijzing veronderstellen een zekere distantie. Dat is voorwaarde om te kunnen kiezen, en dan nog: je blijft gestempeld als mens door wat je ervaren, gevoeld, beleefd hebt als kind, ook als je er later afstand van hebt genomen. Je raakt dat stempel nooit meer kwijt, vraag maar aan Etienne Vermeersch of Maarten ’t Hart. In de constructie van de nieuwe levensbeschouwelijke identiteit zijn de structuur en de contouren van de oude nog zichtbaar: Jezuïet en gereformeerd in bovengenoemde voorbeelden. En beiden weten het.

Elke (sub)cultuur heeft zijn eigen ‘verhouding’ tot religie

Een kind krijgt dus de religieuze component van de cultuur met de paplepel ingegoten. Het vindt alles in het leven dat hij ontvangt even vanzelfsprekend. Het bidden (of niet-bidden) voor het eten, de gang naar de kerk (of niet), het sluiten van vriendschap met Jezus (of niet), de rituele wassingen (of niet), omgangsvormen, kledingnormen: allemaal net zo vanzelfsprekend als eten zelf, school, voetballen, Sinterklaas en familiebezoek. Als men tot de jaren des onderscheids gekomen is kan er enige reflectie plaatsvinden, maar verwacht daar niet te veel van, want op dat moment is de religieuze identifier al geïnstalleerd en geijkt. Dit paplepelaspect van elke levensbeschouwing (God-gelovig, of niet) moet ons voorzicht maken om religie te herleiden tot ‘deeply held convictions’ waarvoor men zelf als individu vrij kiest (voluntaristisch) – en waarbij men dan een transcendente component al dan niet gemakkelijk kan weg-kiezen, zoals nogal eens gemakkelijk door opiniemakers pro èn contra wordt gesuggereerd. Zo vrij en souverein is de mens niet en al helemaal niet als het zaken betreft die hij in zijn jonge jaren heeft verworven. Dit is één van die de werkelijkheid aan het oog onttrekkende ‘vérités vénérables’, bijna onaanraakbaar omdat ze ook het mensenrechtendiscours domineert. Veel onderzoek naar religie houdt hier m.i. niet genoeg rekening mee en de wetgever en rechterlijke macht evenmin. Het zal ons dus nog bezig houden verderop in dit hoofdstuk als we ons richten op de manier waarop wij met behulp van de wet de zaak van de godsdienst op een vreedzame manier mensen te kunnen regelen. Ook daar wordt het paplepelaspect van religie (communaal beleefd, vaak veel meer op handelingen dan op opvattingen gericht) vaak over het hoofd gezien, dan wel weinig serieus genomen. Deftiger gezegd: dat de religie is ingebed in een algemene cultuur, waarin men wordt geboren, en waarvoor men dus niet bewust gekozen heeft, is veel doorslaggevender voor de religiebeleving dan veel discussie over religie in het publieke debat en in de rechtszaal laat uitschijnen, wanneer zij over de religieuze ‘keuze’ van de mens spreekt.

Religie in een mono-culturele samenleving

Zolang in een samenleving maar één welbepaalde religie dominant is, stellen er zich – voor het oog tenminste – weinig problemen. Iedereen krijgt dezelfde religie met de paplepel ingegoten. Die is alom present, en vanzelfsprekend. Waarom zou je moeilijk doen? Beter: hoe zou je moeilijk kunnen doen, want je bent je er nauwelijks van bewust. De godsdienst bevat een totaalvisie op hoe de wereld in elkaar zit, waarom de dingen zijn zoals ze zijn en wat jouw plaats daarbinnen is. Beschrijvend en normatief tegelijk. Leef je erbinnen, ben je je van de grenzen niet of nauwelijks bewust: Zoals een vis in het water zich niet bewust is van de bokaal waarin hij zwemt. Alle wegen leiden immers naar Rome|Mekka|Genève|… (doorhalen wat niet past, aanvullen indien gewenst). Zolang er weinig wijsneuzen of dwarsliggers opstaan, is zo’n samenleving schijnbaar in rust. De do’s and the don’ts liggen vast. Tegelijk hoeft men om mee te kunnen doen, helemaal niet persoonlijk overtuigd te zijn dat het allemaal juist is, of klopt. Zover komt het meestal ook niet. De do’s and don’ts komen immers met de opvoeding binnen en zijn al geïnternaliseerd voor ze maar geproblematiseerd kunnen worden. De beruchte uitspraak “Geef mij het kind de eerste zeven jaren van zijn leven, en ik geef u de man”, door Voltaire in de mond gelegd van Ignatius van Loyola (de stichter van de Jezuïeten) is misschien wat overdreven, maar ook niet helemaal ongegrond. Een recent rapport van de Europese Unie over het godsdienstonderwijs (The future of religious education, 2015) signaleert precies dit als één van de aporieën als het gaat om de vrijheid van onderwijs. De rechten van het kind botsen met culturele (en dus vaak ook religieuze) visies waarin kinderen geen eigen rechten hebben, maar als onderdeel van de familie volgens vaststaande patronen in de samenleving worden gesocialiseerd (opgevoed). Een aporie, omdat ook het recht van de ouders om de eigen kinderen religieus op te voeden in de Europese Conventie is gewaarborgd op even formele en absolute manier als de godsdienstvrijheid zelf.1 In een mono-culturele samenleving geldt: ‘Al wie met ons mee wil gaan, die moet onze manieren verstaan. Zó zijn onze manieren’, zó en niet anders. Dit betekent dat de cultuur aanvoelt als natuurlijk omdat ze door quasi iedereen wordt gedeeld.  En datzelfde geldt dus voor de religie, die onderdeel is van die cultuur. De religie die lange tijd ingebed was in onze Westerse cultuur, was de christelijke. Ze was er een exponent van, of de garant, naargelang hoe je de analyse maakt. We hebben in deel I gezien hoever de verstrengeling van het religieuze aspect met de cultuur ging en ook hoe absurd het is om binnen zo’n cultureel gegroeid complex de religieuze component als onveranderlijk en puur te zien. Het christendom was en is dus geen abstracte religie, die altijd zichzelf gelijk is, maar een concreet historisch menselijk fenomeen, constant in verandering dus. Aan die inbedding in de cultuur ontleende het christendom z’n vitaliteit.

Concreet betekende dit dat in onze contreien de religieuze identiteit vorm kreeg binnen een cultuur die door de aldaar dominante godsdienst (rooms-katholiek of protestants) was gestempeld. Men nam die kleur vanzelf aan, ook als men ’m niet wenste. Dat wil zeggen: Als je in deze maatschappij tot een minderheid behoorde en tegen de dominante godsdienst in ging, dan nog gold dat je in dezelfde cultuur was geboren. De religieuze identiteiten pasten op elkaar, ook en juist als ze elkaar bekampten. Je participeerde er al in, voordat je je er zelfs maar van bewust werd. De zuilenmaatschappij die, nadat tolerantie het op het religieuze terrein voor het zeggen begon te krijgen en middels wetten werd gegarandeerd, werd uitgebouwd, werd geschraagd door een gedeelde cultuur, die dus eigenlijk veel belangrijker was dan de levensbeschouwelijke verdeeldheid liet uitschijnen (versluieringseffect). Een buitenstaande zou bijv. meteen zien hoezeer de christelijke en de vrijzinnige zuil op elkaar geleken en elkaar a.h.w. spiegelden. Met een andere set of beliefs bouwde men een soortgelijke zuil uit. Ook een verzuilde samenleving is immers een manier om een plurale samenleving vorm te geven: living apart together. En meer together dus, dan men zelf vaak doorhad. En dit is nog niet zo lang verleden tijd: een halve eeuw misschien. Moraal, ethiek, hoge en lage kunst, het sociale leven, gewoonten en gebruiken, politiek en onderwijs, ja vooral dat: onderwijs, was doordrongen van de dominante vorm van het christendom (of dus gekenmerkt door precies de bestrijding daarvan, al dan niet in de vorm van een alternatief).

De religieuze marker wordt sociaal

Een niet onbelangrijk gevolg van deze symbiose van cultuur en religie is dat bij een ‘verhuizing’ naar een land of werelddeel waar een andere cultuur dominant is, er plots een enorme hoop vragen te beantwoorden zijn. Welke aspecten van je gedrag, opvattingen, zeden, gewoonten, zijn ‘maar’ cultuur (en kan dus opgegeven worden, voegt men dan vaak stilzwijgend toe, een mijns inziens veel te snelle conclusie) en wat hoort bij ‘de religie’ (en zou dus onopgeefbaar zijn, een mijns inziens eveneens betwistbare implicatie). De vraag is – zo hebt u al begrepen – mijns inziens verkeerd geformuleerd want niet te beantwoorden. De religieuze impuls kan niet zomaar gescheiden worden van de culturele gestalte. Ze is zelf een cultuuruiting en vervlochten met allerlei ander gedrag. Protestanten trappen gemakkelijk in de val dat zij menen dat dit wel kan. Cultuur is maar iets ‘bijkomstigs’ volgens hun theologie (‘expert religion’). Het gaat om het ‘geloof’, zegt men, en dat is iets persoonlijks en heeft met het hart te maken. Protestanten zijn kritisch op de vorm die het geloof aanneemt. Die is maar relatief. Dat zijn maar ‘uiterlijkheden’ zeggen ze. Daar zit ‘m het niet in (Oh neen? Wel eens afgevraagd dan waarom zoveel ruzies dan gaan over psalmgezang, bijbelvertaling, rituelen?).  Je moet in theorie zonder kunnen. Zij zien hier dus weinig problemen. Geef ons de Bijbel en laat ons samenkomen. Daarmee zijn de essentiële zaken van onze religie genoemd en dus ook makkelijk overdraagbaar naar een andere cultuur. De rest komt dan vanzelf. Ook zij ontdekten al snel – toen ze ook aan ‘zending’ (missie) gingen doen – dat veel zeden en gewoonten (bijv. relaties man-vrouw, huwelijk, kleding, dagindeling, opvoeding van de kinderen, etiquette, omgangsvormen, arbeidsopvattingen, ideeën over bezit, om nog maar te zwijgen van psalmgezang en orgelspel etc.) misschien wel cultureel bepaald zijn, maar daarom nog niet los staan van de religie en zomaar opgegeven of ingewisseld kunnen worden. In theorie wel, maar in de praktijk niet. Veel van wat wij ‘uiterlijkheden’ noemen zijn dan ook overgeplant naar vreemde grond met als resultaat dat Papoea’s in Nieuw Guinea psalmen zongen op Franse Renaissance melodieën uit de zestiende eeuw die door de Hollandse inculturatie daarvan in de zeventiende eeuw hun oorspronkelijke muzikaliteit al lang verloren hadden. Heel vaak werd dus ook in de protestantse zending – net als in de rooms-katholieke missie naar Zuid-Amerika – een totaalpakket overgeplant. Grote stukken (de hele?) Westerse cultuur was te nemen of te laten. Dat er ook ander vormen, bijv. geleidelijke inculturatie, acculturatie, mogelijk zouden zijn werd vaak ontdekt als het al te laat was. Dit gezegd zijnde: leef u eens in in een inwoner van Syrië, of van Somalië, die verhuist naar Europa. Ook die neemt een pakket ‘cultuur-waarin-de-religie-is-ingebed’ mee naar de nieuwe wereld. En als die hier aankomt en wordt gevraagd om ‘zich aan te passen’ aan onze cultuur, dan wil die dat vast wel doen, maar: ‘wat is cultuur en wat is religie’, want – zo krijgt die persoon te horen: voor dat wat tot uw religie behoort, daar willen we afblijven . Daarvoor kunt u een uitzondering krijgen. Ja sterker nog: die mag u hier vrij uitoefenen hoor, want ‘wij hebben vrijheid van godsdienst’. Tsja, wat zou u doen? Ik zou – omdat alles met alles samenhangt voor mijn gevoel – gaan voor een maximumoptie. Niet enkel de set of beliefs en wat rituelen die netjes achter de gesloten deuren van de ‘sacrale ruimte’ (Wat is dat eigenlijk, vraagt de protestant?) plaatsvinden, maar ook de omgang tussen de seksen, kledingvoorschriften, opvoeding van de kinderen. Die hangen toch allemaal met elkaar samen. En in geval van onzekerheid  zou ik het vragen aan de schriftgeleerden, de religieuze professionals. Die hebben er voor geleerd, nietwaar. En – verbaast het u? – die nemen altijd een maximumopties, want de dienst aan God doortrekt en bepaalt het hele leven, of zou dat toch moeten doen. Of u nu een Senegalese christen, of een Syrische moslim bent, de kans is groot dat bij een verhuis (gedwongen of vrijwillig) een aanzienlijk deel van de culturele markers uit land x na de overtocht naar land y als religieuze markers in land y verder leven. Zeker als men aan de ontvangende kant een deel van de nieuwkomers keer op keer aanspreekt met hun religieuze marker, als ‘moslims’. Ergo:

Bij een verhuizing van cultuur a naar b, krijgen culturele elementen gemakkelijk een religieuze connotatie.

Voetnoten

  1. In protocol 1, artikel 2 staat: “In the exercise of any functions which it assumes in relation to education and to teaching, the State shall respect the right of parents to ensure such education and teaching in conformity with their own religious and philosophical convictions.”

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy