Religion and belief(s): is dat hetzelfde?

Religion… and belief

Er is een tendens om religieuze, filosofische, ideologische en zelfs politieke overtuigingen meer en meer gelijk te stellen voor de wet.

Onder politieke en rechtsfilosofen is het communis opinio, dat we ons over deze discriminatie niet echt meer druk hoeven te maken, omdat de rechtspraak zelf de transcendente connotatie die de standaarddefinitie van religie aankleeft (de verwijzing naar een soort ‘god’ met bijbehorend legitimerend en verklarend verhaal) als het ware tussen haakjes heeft gezet. De opening hiertoe vond men hierin dat het vrijheidsrecht in de toelichtende zin wordt gedefinieerd als ‘religion or belief’ (in het Frans conviction). Ik vermoed dat deze term (overtuiging, belief, conviction) oorspronkelijk bedoeld was als een nadere explicatie van de vrijheid van geweten, maar omdat het woord ‘belief’ ook min of meer als synoniem van ‘religion’ wordt gebruikt (zoals in het Nederlands het woord ‘geloof’) is het ook mogelijk hiermee een seculiere set of beliefs mee aan te duiden. In de tijd dat gewetensbezwaren vaak nog met militaire dienst te maken hadden, kon men zich beroepen op ‘pacifisme’ als ‘belief’.1Hoe dit ook zij, de rechters hebben in hun rechtspraak deze term gebruikt om tegemoet te komen aan de bezwaren van de atheïsten. Ze worden door dit woord ‘in het artikel’ getrokken. Het is de voedingsbodem geworden voor een bijzonder creatieve toepassingen van artikel 9. In de officiële toelichtingen die het Europees Hof verschaft bij deze artikelen stelt zij bijv. nadrukkelijk dat het in dit artikel om veel meer gaat dan alleen religieuze opvattingen of uitingen. De facto wordt dit een koepelbegrip waaronder vervolgens ook religie gevat wordt. Religieuze overtuigingen komen zo op één lijn te staan met ‘filosofische, morele, en politieke overtuigingen’.2 Vanuit een zogezegd neutraal perspectief klinkt dat heel overtuigend en het zal ongetwijfeld veel a-religieuzen gerust stellen. De discriminatie lijkt opgeheven. Religieuze opvattingen zijn in de rechtspraak hun aparte statuut kwijt en zijn herleidt tot menselijke ‘overtuigingen’ met een religieus karakter. De nevenschikking van ‘godsdienst en overtuiging’ (belief, conviction) lijkt dus een elegante manier om het bezwaar dat niet-religieuze mensen tegen artikel 9 hadden te neutraliseren. De term ‘belief’ wordt vervolgens vaak verder ontwikkeld in de richting van diep verankerde opvattingen over het goede leven (Rawls). Ook niet-religieuze mensen kunnen nu met beroep artikel 9 ruimte claimen voor hun ‘beliefs’ en ‘convictions’, gelijk op gaand met religieuze mensen. Dit wordt ook expliciet gedaan in de rechtspraak van het Europees Hof. In het Nederlands is het woord ‘levensbeschouwing’ zo aan een mooie carrière begonnen als koepelterm die zowel religieuze als niet-religieuze ‘beliefs’ kan omvatten. Artikel 9 kent dan het recht op een eigen levensbeschouwing toe aan ieder mens, religieus of niet. En de staat zou moeten zorgen dat alle mensen dat recht in vrijheid kunnen ontplooien (binnen de marges van de wet). Zolang de overheid geen enkele ‘conception of the good’ aan haar burgers oplegt, ook niet de atheistische, is ze goed bezig. Haar taak is m.a.w. het waarborgen van levensbeschouwelijk pluralisme. Zo is ze neutraal en iedere burger kan zich met een beroep op zo’n ‘deeply held conviction’ bij het gerecht melden als hij het gevoel heeft dat hij daarom gediscrimineerd wordt. Gelijke behandeling is de toetssteen. Zoals gezegd, dit lijkt een elegante oplossing en ze wordt ook wereldwijd toegepast. De VN gebruikt in haar rapportage over de stand van de mensenrechten ook systematisch dit tweespan ‘religion or belief’ en incorporeert zo systematisch de bescherming van atheisten in haar visie. Allemaal lovenswaardige zaken, maar zoals ik al zei: het lijkt een elegante oplossing. Het is het niet. Integendeel zelfs. Want de impliciete definitie van godsdienst die hier gehanteerd wordt werkt blikvernauwend en discriminerend.

Definitie van godsdienst als ‘set of beliefs’.

Deze definitie versluiert waar het bij ‘religie’ (zoals die zichtbaar wordt in gedrag en de beleving van mensen) nu eigenlijk om gaat. Immers door de nevenschikking van ‘religion’ met de termen ‘belief’ en ‘conviction’ is het onderwerp dat men in de wetgeving zegt te regelen op een tendentieuze en eenzijdige manier ingevuld: Het gaat – zo is de impliciete suggestie – in ‘religion’ over een ‘set of beliefs’ en ‘convictions’, kortom over menselijke opvattingen. Waar is de lived religion, everyday religion gebleven? Ik bedoel: die rare dingen die mensen doen, zoals zichzelf met henna schilderen, kruisen ophangen, dansen op straat, naar Santiago of Mekka gaan? Dat is nu nog verder buiten beeld dan al het geval was toen ‘lived religion’ enkel moest interageren met ‘expert religion’. Verder is het definitieprobleem dat rond ‘religie’ hangt, niet opgelost, maar  heeft zich enkel verplaatst. De vraag is nu: Waaraan moeten menselijke overtuigingen (‘beliefs’, ‘convictions’) eigenlijk voldoen om aanspraak te mogen maken op de rechten die door de godsdienstvrijheid worden gedekt? Hoe onderscheid je ‘belief’ en ‘convictions’ van de ‘meningen’ (‘opinions’)  uit artikel 10?  Sterker nog: de neiging om artikel 9 nu maar helemaal af te schaffen omdat het redundant is geworden, wordt groter. De keuze voor de termen ‘belief’ en ‘convictions’ doet ook het ergste vrezen voor de vrijheid van godsdienst. We kennen beide termen immers maar al te goed uit hoofdstuk 2. Daar markeerden precies deze termen de verenging van het traditionele religiebegrip (met z’n communale, participatieve en rituele elementen) tot een ‘set of beliefs’ met daarvan afgeleide handelingsvoorschriften. We noemden dat toen de protestantisering van de het religiebegrip. Deze verenging van het religiebegrip speelde al een grote rol bij de formulering van de vrijheid van godsdienst, omdat het de stilzwijgende grootst gemene deler was van al die protestantse groepen die bij de discussie rond de Bill of Rights betrokken waren. Ze konden hun verschil (dat diep ging) managen door het terug te brengen tot een – met alle respect – verschil van mening. Theologische strijdpunten en evangelisatiecampagnes gingen ook altijd over de set of beliefs en of je daarin nu wel echt ‘geloofde’. Over de inhoud was men het dus niet eens, over hoe het onderwerp van discussie ongeveer moest worden gedefinieerd wel: middels een coherente oplijsting van geloofspunten, gebaseerd op fundamentele geschriften, met dwingende afleiding vandaaruit van de praxis. We noemden dat de confessionalisering van de religie. Als je dit toch al enge protestantse religiebegrip nogmaals uitkleedt door de term ‘belief’ te seculariseren (‘set of convictons’) houd je precies de definitie over die het Europees Hof hanteert: Het moet gaan om meer dan losse meningen. De levensbeschouwelijke vrijheid betreft ‘ideas that have attained a certain level of cogency, seriousness, cohesion and importance’, gebaseerd op een ‘formal content of convictions’.

Dit mag toch wel een heel wonderlijke keuze heten als het over godsdienstvrijheid gaat, zeker als je met de ogen van een theoloog en godsdiensthistoricus kijkt. Daar is namelijk in de laatste decennia – zelfs in protestantse middens – juist het besef gegroeid dat die fixatie op de set of beliefs misleidend was. Ook in de protestantse religie, zo gaven we in hoofdstuk 2 aan, gaat het niet perse over het ‘aannemen van een aantal geloofswaarheden’ met het verstand, maar om een ‘acte van geloofsvertrouwen’, om ‘faith’, niet om ‘beliefs’. En tussen die beide woorden is een groot verschil. Het is zeker zo dat veel gelovigen ook ‘geloven’ (believe) dat de zinnen van de apostolische geloofsbelijdenis waar zijn in de eenvoudige zin van dat woord, d.w.z. een stand van zaken beschrijven (fides quae). Maar het is zeker even waar, dat het geloof niet ophoudt op het moment dat men daaraan begint te twijfelen. Dan onthult zich het ‘faith’ karakter van het geloof (fides qua). En dat heeft te meer te maken met een gevoel dan met een overtuiging. ‘Faith’ verwijst naar fiducie hebben, naar een soort basic trust. Die kan geschokt worden, geschonden, maar gaat dieper dan de houdbaarheid van ‘overtuigingen’. Hoe vreemd dan dat politieke filosofen uit de seculiere hoek nu toch weer op de proppen komen met een ‘set of beliefs’. Als je dan de concrete rechtspraak nagaat en probeert naar boven te halen welke criteria men naast de reeds genoemde nog gebruikt om te bepalen of een ‘set of beliefs’ in aanmerking komt voor ‘gelijke behandeling met de godsdienstvrijheid’, dan word ik daar niet vrolijk van. Onder verwijzing naar de diverse uitspraken van het EHRM lees je vaak een lijst van vijf punten. Het ‘niet-religieuze belief’ moet echt geloofd worden (1), meer zijn dan een mening gebaseerd op beschikbare informatie (2), het moet een zwaarwegend of belangrijk aspect van het menselijk leven betreffen (3), het moet intern ‘a level of cogency, seriousness, cohesion and importance’ hebben (4, die kenden we al), en het moet compatibel zijn met de waarden van een democratische samenleving (5).3

Subjectieve waardeoordelen

Ik weet niet hoe het u vergaat, als u dit leest, maar ik heb zelden zoveel subjectieve waardeoordelen in één paragraaf samen gezien. Hoe kan een rechter over zulke zaken zogezegd een objectief oordeel vellen? Welke maatstaf hanteert hij bij zijn afwegingen? Hoe doet-ie dat, vraag ik me af, vaststellen of iemand het ook ‘echt gelooft’. En hoe meet je in vredesnaam het ‘gewicht’ van een opvatting?  Hoe beoordeel je de innerlijk samenhang van iets wat de rede overstijgt, want als het ‘gewoon redelijk’ zou zijn kwam het sowieso niet in aanmerking want dan was niet voldaan aan de tweede voorwaarde. Willekeur loert, en niet slechts om de hoek. Tevens kun je – als je wilt – jouw klacht zo formuleren dat je klacht of eis al van tevoren overeenstemt met deze criteria. Zo slaagde in 2009 Tim Nicholson, een werknemer van Grainger PLC, de grootste projectontwikkelaar van het Verenigd Koninkrijk erin om met beroep op zijn ‘belief that climate change exists’ zijn ontslag aan te vechten. Nicholson was het hoofd van de afdeling ‘duurzame ontwikkeling’ van Grainger PLC tot hij bij een afvloeiingsregeling werd ontslagen. Hij claimde dat dit ontslag verbonden was met zijn ‘belief that climate change exists’. De advocaten goten zijn verdediging in de juiste vorm. Zijn ‘belief’ was meer dan een opinie, meer dan een lifestyle kwestie, en de ernst en diepte van zijn overtuiging stonden buiten kijf. Kortom keurig netjes werd alles geformuleerd volgens de vijf criteria. De rechter kon moeilijk anders dan meegaan en oordeelde dat het hier inderdaad om meer dan een opinie ging. Nicholson kreeg een riante schadevergoeding. Eens de zaak beklonken, verzekerde Nicholson voor de vezamelde pers dat de opvattingen aangaande klimaatverandering niet ‘een nieuwe religie’ zijn, zoals een journalist suggereerde. Het was namelijk niet gebaseerd op ‘geloof’ maar op ‘wetenschap’. Had hij dit tijdens het proces gezegd, was hij zijn schadevergoeding misgelopen.4 Een pervers neveneffect van deze overwinning in de rechtszaal is dat hiermee ‘belief that climate change exists’ gekwalificeerd is als ‘een geloof’ en niet een ‘stand van zaken gebaseerd op de beschikbare kennis’. Hadden de advocaten namelijk dit dat laatste aangevoerd, was het beroep op ‘de vrijheid van godsdienst’ niet ontvankelijk geweest. Over backfiring gesproken. De seculiere uitbouw van de godsdienstvrijheid door de nevenschikking van ‘religion and belief’ betekent dat je milieubezorgdheid vast wel kunt laten erkennen als ‘geloof’, en veganisme ook, (en Jediisme en Pastafarisme?) mits je het allemaal maar goed inkleedt. Maar helpt dat de mensheid vooruit?

Overwaardering van ‘expert religion’

Het probleem met deze ontwikkeling is, dat deze articulatie van de religievrijheid die levensbeschouwingen bevoorrecht die goed uitgewerkt zijn en die dat verbaal behoorlijk kunnen onderbouwen (overtuigend of niet). Governed religion en expert religion slaan de handen in elkaar. Dit sluit vervolgens ook perfect aan bij de behoefte van praat-programma’s, duidingsmagazines, en discussieforums. Die kunnen ‘welbespraakte gelovigen’, ‘theologen’ en ‘godsdienstwetenschappers’ uitnodigen om de diverse ‘sets of beliefs’ toe te lichten. Het debat over de plaats van religie in de samenleving wordt dan ook bijna volkomen beheerst door deze ‘experten’, ‘religieuze professionals’ zowel om de diverse standpunten (convictions) uiteen te zetten als om met elkaar in gesprek te gaan (automatisch schakelt men dan vaak over op de ‘debat-modus, zeker als er iemand bij is die een volledig seculiere wetgeving voorstaat (laïcité)). Deze sfeer wordt nog versterkt doordat zowel oude als nieuwe strijdbare atheïsten in hun aanvallen op de religie ook altijd maar weer inbeuken op de ‘set of beliefs’ en de bijbehorende ‘waarheidsclaims’ van gelovige mensen, alsof dat de kern van de religie zou zijn. Als vliegen op de stroop, had ik bijna geschreven, stormen allen af op de ‘convictions’, waarschijnlijk omdat ze zelf ook zo in het leven staan. Het zijn vaak wetenschappers, docenten, kortom professionals en de levensbeschouwelijke component krijgt zo automatisch een rationeel en filosofisch karakter. De discussie wetenschap-geloof speelt daar dan vaak op vervelende manier ook nog eens doorheen. Zo ontstaat er een opbod van ‘deeply held convictions’. En die zijn – inderdaad – even veel waard als andermans overtuigingen. Door ‘deeply held convictions’ als gezamenlijke noemer te gebruiken voor zowel religieuze als a-religieuze claims kan de discussie vervolgens gaan over wie er nu gelijk heeft met z’n claims. Alsof het over waarheidsclaims gaat in religie. Ze zitten er wel in, maar het gaat bij de meeste mensen daar niet om. En bij wie het daar wel om gaat, met die moet je juist niet discussiëren. In Vlaanderen trappen echter zowel de oude vrijzinnigen (Etienne Vermeersch) als de nieuwe (Patrick Loobuyck) altijd maar weer in deze val. Een dovemansgesprek is het gevolg. De herleiding van het religieuze tot een ‘set of beliefs’ die individueel wordt aanvaard (keuze) leidt tot blikvernauwing en het gesprek gaat uiteindelijk helemaal niet meer over ‘lived religion’ en ook maar heel zelden over ‘de manier waarop we allemaal proberen de eindigheid van ons leven een beetje te verwerken’ om maar eens een typisch religieuze topic met een antropologische grond, te noemen. Jammer.

In de media hoor je dus ‘experten’ uitleggen hoe het zit en wordt er enorm veel over abstracties gediscussieerd. Men vergeet dat de meeste mensen niet echt warm lopen voor de ‘theorie achter hun veronderstelde religie’ (expert religion), maar des te meer verknocht zijn aan de ‘beleefde religie’ (lived religion, everyday religion, folkreligion). Hoe het branden van een kaarsje of een gebed (al dan niet) tot Maria werkt, het zal de meeste mensen worst wezen, ze doen het gewoon. En zelfs als het niet werkt, werkt het blijkbaar nog, want ze gaan er mee door. Godsdienst is vrij. Ze laat zich niet vangen, niet door de eigen theologen, en ook niet door de anti-theologen. Godsdienstvrijheid als mensenrecht wil m.i. zeggen dat een mens vrij is om zelf te bepalen wat hij met zijn religieuze impuls doet of niet doet. De ene mens heeft niet het recht de ander hier de maat te nemen. En de staat al helemaal niet. En dat gebeurt dus juist oneindig vaak, en niet alleen van mensen die een verwante levensvisie hebben (christenen onderling), neen, heel vaak gaan mensen van ‘set of beliefs A’ ook nog eens mensen van ‘set of beliefs B’ uitleggen dat ze niet goed bezig zijn. Zo kun je atheisten horen zeggen: ‘De meeste christenen kennen hun essentiële dogma’s en heilige teksten niet. Eigenlijk zijn dus helemaal geen echte christenen meer’. Het is niet alleen aanmatigend om als niet participant te oordelen over wat een mens binnen een levende religie wel of niet behoort te doen, het is vooral dom om zomaar de fundamentalistische variant van een religie als norm te nemen. Natuurlijk mag iedereen die dat wenst constateren dat voor veel mensen die zich vandaag christen noemen de dogma’s uit de vierde en vijfde eeuw niet zo veel meer betekenen. Natuurlijk mag men vaststellen dat veel gelovigen tamelijk selectief omgaan met het boek dat men heilig noemt. Maar dat zou geen reden moeten zijn een oordeel uit te spreken over de kwaliteit van hun ‘christen-zijn’. Men zou zich beter verwonderen over de vrijmoedigheid waarmee veel christenen met hun godsdienst omgaan. En bij zo’n constatering zeggen: ‘hé, dat is interessant!’. Dat nodigt uit tot gesprek. Mensen maken – gelukkig – gebruik van hun ‘godsdienstvrijheid’ om zelf te bepalen hoe zij hun godsdienstigheid invullen en trekken zich niet zoveel aan van de instituten waartoe hun religie door andere onder wordt geklassificeerd. Daarvoor was het recht op ‘vrijheid van godsdienst’ trouwens uitgevonden, om zo vrij en vrijmoedig te zijn.

Door de concentratie op ‘deeply held convictions’ als de kern van het religieuze vraagstuk, krijgt de wending die zich in de nasleep van Luthers radicale contestering van de institutionele christendom voltrok, zijn definitieve beslag: partijdige confessionalisering, religieuze vormgeving die zich vooral bezig houdt met zich af te grenzen ten opzichte van de andere variant. Zoals wij in hoofdstuk twee zagen keerde Luther zich bij zijn herdefinitie van het christendom af van de complexe traditie van de kerk (een mix van geloofsopvattingen, gebruiken, communale gewoonten) en richtte zich in plaats daarvan op het heilige boek, de Bijbel. En hij zette zich aan de taak om vandaaruit een consistentie christelijke leer te ontwikkelen, uitlopend op – niet zozeer bij Luther, maar zeker bij zijn navolgers – een keurig afgelijnde confessie (een consistente set of beliefs) met een daarop geënte eveneens consistente morele code, ingebed in een algemene visie op het leven, die een mens middels een eigen diep doorleefde persoonlijke geloofskeuze aanvaardt. Luthers opvatting zou zeker kwalificeren als ‘belief’ als hij voor de rechter zou worden gedaagd. Katholieken met hun meer communaal beleefd, ritueel, geloof zouden het al moeilijker krijgen, om van de miljoenen ‘nominale christenen’ – en moslims en hindoes en Bahaï en Dacai nog maar te zwijgen. Consistent? Serieus? ‘deeply held’, ‘personal’?

Grote gevolgen heeft deze verenging van het religiebegrip met name omdat de staat meent dat zij ‘het goede’ in religion and belief mag en kan versterken met het oog op het algemeen welzijn, natuurlijk zonder te discrimineren: multiple establishment. Zo hoopt zij ook ‘de gevaarlijke kanten’ van religie (die worden net zo gemakkelijk verondersteld als de goede) te kunnen managen. ‘Governed religion’ als panacée voor reële maatschappelijk problemen. En als adviseurs van de staat zijn er de ‘beleidsdeskundigen’ die hun mosterd halen bij de professionals (‘expert religion’). Ik houd mijn hart vast wat dat betekent voor de realiteit, waar zich immers voornamelijk gewone mensen bevinden, met een meestal niet erg consistent uitgebouwde vorm van ‘everyday religion’, waarvan de zwaartepunten vaak heel anders liggen dan de ‘beleidsmakers’ denken, daarin geadviseerd door de ‘experten’.

Voetnoten

  1. In het Engels lukt dat prima (religion or belief), in het Nederlands en het Frans al minder. Daar staat ‘overtuiging’ en ‘conviction’. In het Nederlands is ‘geloof’ en in het Frans is ‘croyance’ de religieuze variant. In de Engelse toelichting worden ‘belief’ en ‘conviction’ vervolgens als synoniem gebruikt.
  2. Ookal spreekt artikel 9 over de vrijheid van godsdienst, de ‘scope’ is veel breder. In een toelichting van het Europees Hof zelf wordt nadrukkelijk gesteld dat het de garantie van vrijheid zich uitstrekt ‘to all personal, political, philosophical, moral and, of course, religious convictions. It extends to ideas, philosophical convictions of all kinds […]. For example, as a philosophy, pacifism falls within the scope of application of Article 9 of the Convention, since the attitude of a pacifist can be regarded as a “belief”.’ Wel voegt men toe dat het om meer moet gaan dan ‘mere opinions’. Het betreft ‘ideas that have attained a certain level of cogency, seriousness, cohesion and importance. Ook moet het mogelijk zijn ’to identify the formal content of convictions.’
  3. The belief must be genuinely held, must be a belief and not an opinion based on present available information and a weighty or substantial aspect of human life and behaviour, have a level of cogency, seriousness, cohesion and importance and worthy of respect in a democratic society as well as being not incompatible with human dignity or conflict with others’ rights. [Equal rights, UK, 2010].
  4. zie Yvonne Sherwood, ‘On the Freedom of the Concepts of Religion and Belief’, 29-44, in Winnifred Fallers Sullivan (ed), Politics of Religious Freedom, 2015).

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy