Het imperialisme van de religieuze identiteitsmarker

Ik sla de krant open en lees: ‘Vogue portretteert Amerikaanse moslimvrouwen in feesteditie’Nieuwsgierig blader ik de vrij op het internet ter beschikking gestelde reportage van dit jubileumnummer door. De uitspraken van toen nog president-elect Donald Trump over de moslims in Amerika werpen een schaduw over de reportage. De hoofddoek is omnipresent zowel in beeld als in de korte gesprekjes. Een vrouw meldt dat het jaren geleden was dat ze nog een hoofddoek gedragen had, maar dat ze nu puur uit protest, weer een hoofddoek heeft opgedaan. Een andere vrouw vertelt dat ze onlangs had deelgenomen aan een aantal betogingen van Black Lives Matter en even had gedacht dat hier haar roeping lag als mens. Ze was als zwarte geboren en had zich op haar negentiende bekeerd tot de islam. ‘Toen echter’, zo vervolgt ze, ‘had ze de koran er nog eens op nageslagen en was tot de conclusie gekomen: ‘being a Muslim is first’. Immers: ‘Als we doodgaan doen ras en gender er niet meer toe, maar zal God ons rekenschap vragen van hoe we geleefd hebben.’

religie als gulzige identifier

De hierboven geciteerde reportage is revelerend op meerdere punten. Het laat goed zien hoezeer uiterlijke kentekenen innerlijke betekenis hebben (‘ze zeggen iets’) en precies aan belang winnen naarmate ze meer omstreden zijn en gecontesteerd worden. Als de hoofddoek al niet ‘symbolisch’ was, dan is ze het zeker geworden. Ook laat het zien hoe ‘gulzig’ de religieuze identifier is. Ze slokt a.h.w. andere identity markers op. De laatste getuigenis is op dat punt niet mis te verstaan. Ras en gender moeten voor religie wijken, of worden er minstens ondergeschikt aan gemaakt. Dit gebeurt met een verwijzing naar het absolute karakter van haar religieuze engagement: religie heeft niet met ‘voorlaatste dingen te maken’ maar met de ‘laatste dingen’, in dit geval: met het feit dat je eens sterven zult en dan verantwoording zult moeten afleggen voor God. Vandaaruit wordt het hele leven geïnterpreteerd, gewaardeerd en geleefd. Het heilige boek verschaft daarbij de ‘reminders’. Niet toevallig m.i. dat dit getuigenis uit de mond komt van een bekeerling, d.w.z. iemand die het gevoel heeft dat ze haar eigen leven heeft moeten kiezen (en dus andere opties heeft moeten ‘weg-kiezen’, verwerpen). Hier worden alle identifiers (facetten van mens-zijn, impulsen tot handelen, die je identiteit bepalen) naar de achtergrond geduwd door het religieuze aspect. Haar zwart-zijn, haar vrouw-zijn tellen niet meer mee als de verhouding tot de eeuwige zich meldt. De hegemonie van de religieuze marker versluiert dus het feit dat de identiteit van een mens veel facetten heeft en dat dat ook geldt voor de ‘sources of the self’, de bronnen waaruit de mens put om zijn leven en zijn handelingen zin te geven en zijn eigen plaats te bepalen in deze wereld. De religieuze marker degradeert de andere bronnen tot tweederangs of  – iets voorzichtiger gezegd, maar niet minder ver strekkend – onttrekt hun betekenis aan het zicht. De radicale historiciteit van het menselijk bestaan vervaagt door het gewicht van de eeuwigheid. Vandaar dat ik de religieuze identifier ‘gulzig’ noem.

Jan Leyers effect

Ook onthullend is dat de redactie van Vogue – una pro omnibus in media, vrees ik, het is haar nauwelijks te verwijten – in de titel zonder verpinken spreekt over ‘moslimvrouwen’ en daarmee van tevoren de geportretteerde vrouwen al vastpint op hun ‘moslim-zijn’. Zo geeft ze de gulzigheid van de religieuze identifier vrij spel. Alles wat de fotograaf zal vastleggen aan bijzonderheden is alleen door deze titel gekoppeld aan ‘moslim-zijn’. Culturele aspecten, het feit dat de roots van vele geportretteerden buiten Amerika liggen, persoonlijke smaak, groeiprocessen, en wat dies meer zij, het wordt allemaal geschaard onder de religieuze koepelterm ‘moslim-vrouw’. Op zich zou ik daar geen probleem mee hebben als de term ‘moslim’ een culturele marker zou zijn, dat wil zeggen een aanduiding voor een breed spectrum typisch menselijke gedragingen, die je uitnodigen om op te zoek te gaan naar wat daar nu precies achter zit. Dan is het een ‘open’ uitnodigende marker die een grote interne diversifiëring toelaat. Dit is echter duidelijk niet het geval. De reporter heeft het de facto wel over etnische, persoonlijke, politieke en religieuze aspecten, maar in plaats van die te onderscheiden en te honoreren laat zij de gulzige religieuze identifier vrij z’n gang gaan. En natuurlijk gaan de geïnterviewden daarin mee. Als je gecast wordt als moslima, dan ben je het of word je het van de weeromstuit. Ik heb dat elders het Jan Leyerseffect genoemd, verwijzend naar diens TV-serie ‘De reis naar Mekka’. Jan Leyers spreekt daarin iedereen die hij tegenkomt aan op hun ‘moslim-zijn’, waarop zo goed als iedereen vervolgens braaf in de religieuze modus schiet. Framing the question determines the answer. Gedachtenoefening: Stel dat Vogue een reportage zou willen maken over ‘christenvrouwen’? Dat klinkt meteen al vreemd. Wat zijn dat eigenlijk ‘christenvrouwen’? Welke criteria zou ze gebruikt hebben om die te selecteren? Zouden die niet getest zijn op de mate waarin hun geloof voor hen bepalend is? Want als dat niet in hoge mate het geval zou zijn, dan zou het epitheton ‘christen’ geen zin hebben. Dan zouden het immers maar ‘gewone Amerikaanse vrouwen’ zijn. Door in deze reportage een kleurrijke en zeer diverse groep vrouwen allemaal onder de titel ‘moslimvrouwen’ te portretteren, en vervolgens op hun ‘moslim-zijn’ aan te spreken zet Vogue ze weg als moslims. De interviewer ontneemt de vrouwen de kans om ‘gewoon Amerikaans’ te zijn, hoewel dit precies tegengesteld is aan haar intentie die duidelijk doorklinkt in de expliciete commentaren en de inleiding. De subtext van de titel spreekt echter sterker dan de expliciete tekst.

Ongelijke behandeling

Ik vraag me af: Waarom zijn we bij de ene religie zo naïef dat we alles wat men doet, zegt, voelt, maar meteen aan de godsdienst koppelen, terwijl we bij de andere (m.n. de christelijke) met een fileermes alle uiterlijkheden wegsnijden en slechts diepe innerlijke overtuigingen onderbrengen bij de religieuze marker? Waar komt die ongelijke behandeling vandaan? Is het gemakzucht? Zijn we lui? Niet geïnteresseerd? Of geven die religies zelf er aanleiding toe om ze ongelijk te behandelen? Als dat laatste het geval is, dan moeten we eens nadenken over de vrijheid van godsdienst, want dan wordt door ons systeem een religie die alle uitwendig gedrag als ‘essentieel’ bestempelt, bevoorrecht boven een religie die zich enkel met het innerlijk bezighoudt. Ik signaleer maar. Dat de term ‘moslim’ de facto als een etnische of culturele marker fungeert en dus veel meer aanduidt dan de religieuze toebehorigheid alleen, maakt het gebruik van juist deze identifier bijzonder problematisch. Taal is niet onschuldig. Ze ordent de werkelijkheid, zet dingen, handelingen ‘op een bepaalde noemer’, i.c. de religieuze en stuurt onze perceptie van de werkelijkheid en ons gedrag. Ook speelt het zo degenen in de kaart die van religie effectief het meest wezenlijke van ons mens-zijn willen maken. Wat de islam betreft maken we ons allemaal schuldig aan dit – ik noem het maar even voor het gemak – luie taalgebruik. We doen het dagelijks, zonder nadenken. We zien een vrouw met een hoofddoek en denken: ‘moslim’. Vreemd eigenlijk. We denken bij een Vlaamse vrouw zonder hoofddoek toch ook niet automatisch: ‘christen’ of ‘atheïst’? Waarom die religieuze term? Het gaat automatisch. Als Zweden tegen Egypte moet beach-volleyballen tijdens de Olympische spelen, dan heten de zedig geklede Egyptische meisjes ‘moslima’s’, terwijl de tegenspeelsters in bikini gewoon ‘Zweeds’ zijn. Hebben de commentatoren een onderzoek gedaan naar de religie van de speelsters en hebben ze vastgesteld dat ‘geloofsovertuigingen voor hen belangrijk zijn? Ik denk het niet. Nochtans zou dat wel de minimumvoorwaarde zijn geweest bij alle andere volleybalsters om een religieus bijvoeglijk naamwoord toegevoegd te krijgen aan hun nationaliteit. En dan nog: Stel dat de beide Zweedse meisjes Luthers zouden zijn geweest (d.w.z. als kind gedoopt in een Lutherse kerk, want dan ben je nominaal ‘Luthers’), zouden we het dan relevant gevonden hebben hen als ‘christenen’ aan te duiden? Neen, want het gaat over sport. En aangezien er tussen religieus lidmaatschap en sportbeoefening geen sterk verband is, is de aanduiding van de religie niet relevant. Waarom de Egyptische meisjes dan wel zo omschrijven en vervolgens dagenlang debatteren over de islam? Daar is duidelijk meer aan de hand.

Het onevenwicht in de manier waarop de religieuze marker in ons taalgebruik voorkomt heeft maatschappelijke gevolgen. Wat de islam betreft gebruiken we de term zo breed dat eigenlijk een hele cultuur onder de naam ‘religie’ vaart, terwijl we bij het christendom enkel de geloofsovertuiging serieus nemen en de rest ‘cultuur’ noemen, vaak ook nog met een devaluerende connotatie (het is ‘maar’ cultuur). Dit heeft gevolgen voor de manier waarop de aanhangers van deze beide religies in het maatschappelijk debat voorkomen en hun gedrag legitimeren. Zoals gezegd kan de religieuze identifier gulzig zijn. Ook intern. Alles wat ik doe, kan ik – als ik dat wil –  herleiden tot of op z’n minst verbinden met mijn geloofsovertuiging, maar daarmee is niet alles wat ik doe religieus. Ik kan het feit dat ik geniet van het mooie weer, verbinden met God de Schepper; ik kan als ik bezig ben met m’n werk mijn arbeidsmoraal verbinden met mijn calvinisme (à la Max Weber), ik kan bij het luisteren naar muziek God danken voor deze gave aan de mensheid (à la Luther), enz. Meestal doe ik dat echter niet. Normaliter geniet ik gewoon van de zon, doe mijn werk met plezier (of niet) en ga op in de muziek die gespeeld wordt. Net als iedereen. Ik zou het raar vinden als er over dat soort zaken zou bericht worden met de term ‘christen’ in de buurt. Toch doen we dat bij onze medemensen die het islamitisch geloof aanhangen, heel vaak wel. Zo zag ik enkele jaren geleden een journaalitem over het eerste Berberfestival in Antwerpen (in de Roma, 2015, VRT-journaal-laat): Je zag mensen die de klanken van hun moedertaal indronken, genoten van de muziek van hun jeugd, zich tijdens een workshop inspanden om het schrift onder de knie te krijgen, of – andere workshop – een ingewikkelde ritmische figuur aan te leren op een traditionele trommel etc. En dan begint de reporter van dienst plots over de islam en vraagt aan een enthousiaste bezoeker: “En als u, moslim zijnde, nu moest kiezen tussen uw berber-zijn en uw moslim-zijn, wat zou u dan kiezen?” De man in verwarring; hij snapt de vraag niet: waarom begint de journalist nu opeens over zijn moslim-zijn? Gelukkig vond hij een uitweg: Berber was cultuur en moslim was religie en dat waren twee heel verschillende dingen. De opluchting straalde er vanaf. Hij was ontsnapt, ternauwernood, aan het imperialisme van de religieuze identifier, die notabene niet hijzelf maar de journalist had getriggerd. Een valse keuze, natuurlijk. Als je een Hollandse avond in Canada bezoekt, waar (pinda-)kaas wordt gegeten, en klompengedanst, dan ga je toch ook niet vragen: En als u nu moest kiezen tussen uw ‘christen-zijn’ en uw ‘Hollander-zijn’ wat zou u dan kiezen?

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy