Hoe weet ik eigenlijk wat God zegt/wil?

Hoe weet je als mens eigenlijk wat God wil?

Luther heeft de verboden vraag gesteld: Wie in de kerk (en bij uitbreiding: in elke religie) kan eigenlijk claimen dat hij ècht spreekt namens God? Een religieus instituut is per definitie een instelling die veronderstelt dat ergens, ooit, God hun ontstaan heeft gewild en zich aan dat instituut bindt, liefst exclusief. Bij charismatische groepen ligt dit anders: daar is de herhaling van het oorspronkelijk spreken van God (verbaal of emotioneel) de garantie dat je goed zit, maar daar is ook vaak maar weinig institutionalisering. Voor grote religieuze instituties, zoals ‘de kerk’ maar dit geldt breder dan het christendom, moet een ‘moment’ aangeduid worden, waarin God die bevoegdheid zou hebben toegekend. Dat moment ligt per definitie in het verleden, maar blijkt onbereikbaar als je er naar op zoek gaat. Daarvoor dienen precies de oermythes, zoals de toekenning door Jezus van de ‘sleutelmacht’ aan Petrus en de apostolische successie. Als dat begin onzeker is dan dreigt er anarchie, letterlijk. De eerste betekenis van ‘archè’ is niet ‘macht’, heerschappij’ zoals men vaak leest, maar ‘begin’, ‘het eerste’. De bijbel begint ermee: ‘In den beginne, in principio, en archèi…’. Wie het eerst komt, het eerst maalt. De eerste is de baas, de vorst, de prins (etymologisch van ‘princeps’, primus capio: hij die het eerste toegrijpt). Terwijl dus iedereen slag om slinger verzekerde (en verzekert1) dat de institutionele vorm van de rooms-katholieke kerk stevig verankerd zit in Gods eigen wil, riep Luther als het kind in het sprookje van Andersen: ‘Maar mama, de keizer (il papa) heeft helemaal geen kleren aan’. Hij zegt wel dat God/Jezus hem die volmacht heeft gegeven, maar dat klopt helemaal niet. Een voor een serveerde hij de traditionele argumenten af. En dan hebben we het niet over de ‘wereldlijke macht’ van de paus, gebaseerd op de ‘schenking van Constantijn’ die enige tijd voor Luther door Lorenzo Valla was ontmaskerd als een vervalsing. Luther wist dat ook, en gebruikte dat argument ook als het te pas kwam, maar hem interesseerde de geestelijke macht en de rechtsgrond daarvan: de legitimatie van de kerk als kerk van Christus. Hij gebruikte hiervoor zijn ‘scheermes van Ockham’, de theologische methode van het sola scriptura. Wie de evangeliën leest en congeniaal uitlegt met filologische en exegetische middelen, die stelt al snel vast dat de volmacht die in het evangelie van Mattheüs (hoofdstuk 16, 18-19) aan Petrus (en twee hoofdstukken later aan àlle discipelen ) wordt gegeven, niet zomaar samenvalt met de claims die de paus daarop baseert, om nog maar te zwijgen van de aanname dat die aan Petrus toegekende volmacht ‘overdraagbaar’ zou zijn. Luther suggereert en passant ook nog dat als Jezus over ‘de rots’ (Grieks: πετρα – petra) spreekt ‘waarop hij zijn kerk zal bouwen’, dat Jezus dan niet de persoon Petrus bedoelt, maar de geloofsbelijdenis die hij kort daarvoor heeft uitgesproken. Luther kon goed lezen. Enfin, hoe dat ook zij, als de bijbel de toetssteen is van alles, dan kan letterlijk alles ter discussie gesteld worden door het voor het ‘gericht van de bijbel’ te dagen. Houdt het stand:  prima, valt het door de mand:  weg ermee! Luther claimt dat de Bijbel die taak van scherprechter aan kan. Ze zal desgevraagd duidelijk spreken en ondubbelzinnig zeggen hoe het zit en hoe het moet. Daarmee is dan ook meteen de achilleshiel van het protestantisme onthult. Dat de bijbel dit kan is de oermythe van het protestantisme, en even twijfelachtig als de oermythe van het katholicisme. De bijbel is namelijk geen helder boek, sterker nog, het is helemaal geen boek, het zijn 66/72 (of 74?, het hangt van de kerk waar je lid van bent af) verschillende boeken, die ontstaan zijn in een periode van misschien wel 1000 jaar. En ook al blijft Luther er z’n leven lang van overtuigd dat de bijbel helder is en duidelijke ontegensprekelijk kennis over de wil van God voor ons vandaag bevat, en ook al bevestigen alle protestantse reformatoren dit in koor, en ook al lees je in elk protestantse geloofsbelijdenis en catechismus soortgelijke verzekeringen, in de praktijk althans is daar weinig van te zien. Van meet af zijn er ernstige meningsverschillen over wat God nu precies wil volgens die Bijbel en al snel leiden die tot hevige ruzies. Met het tweesnijdend zwaard van ‘Gods Woord’ sneed men ook in eigen vlees. Wat Luther tegen Rome gebruikte, bijv. dat ieder mens andermans priester kan zijn, gebruikten anderen nu tegen hem door een volledig egalitaire kerk te eisen. Luther schrok en trok aan de noodrem. Dat was niet de bedoeling. Zo had hij de bijbel niet verstaan. Maar ja, zij blijkbaar wel. Zo simpel is het niet uit de bijbel een eenduidige boodschap te laten komen, die alle lezers overtuigt. Die kleine 70 heterogene geschriften zijn daar qua literair genre ook helemaal niet voor bedoeld. Bijbelboeken zijn geen kerkelijk wetboeken en bevatten geen expliciete systematische theologie. Er zijn verhalen, profetieën, kritische en opbouwende, er zijn brieven, algemene bezinning, raadgevingen, analyses, halve preken, etc. die allemaal hun eigen historische context hebben en daarop ingaan. Ja, natuurlijk wordt Gods bestaan en activiteit verondersteld, maar dat zegt op zich nog niets. Wil je vanuit de bijbel over een andere situatie dan de beschrevene iets zeggen, moet je per analogie werken, en dan ontkom je niet aan interpretatie. Dan sluipt er met andere woorden ‘mensenwerk’ in wat zo moeten klinken als het zuivere woord Gods. Waarom zouden de ‘geestesgaven’ (waaronder profetie, genezingskracht) uit de brief aan de Korinthiërs (h. 12), niet ook nu nog een kenmerk van de kerk zijn? Waarom zouden enkel in de eerste gemeente alle goederen gemeenschappelijk moeten zijn (Handelingen, h. 2)? Wat betekent het als volgens de brief aan de Galaten het onderscheid ‘slaaf-vrije’, ‘mannelijk-vrouwelijk’ niet meer van belang is ‘in Christus’? En dan beperk ik me nog maar tot enkele topics die me zo te binnen schieten. De systematisch uitgebuite boeren hadden met andere woorden wel degelijk een punt, ook vanuit de bijbel bezien, en de Zwickauer profeten hadden op z’n minst geen ongelijk als ze meenden dat er ‘profeten’ zouden kunnen opstaan volgens de bijbel. De vele spiritualistische stromingen konden zich niet alleen op de bijbel beroepen om te onderlijnen hoe belangrijk de Heilige Geest wel niet is, ze konden zich zelfs op de bijbel beroepen om het belang van de bijbel te relativeren. Het is immers ‘de letter die doodt, en de geest die levend maakt’ (tweede brief van Paulus aan de gelovigen van Korinthe, hoofdstuk 3, vers 6b). Kortom: alles kan ter discussie gesteld worden. En dat gebeurde dan ook. Wie enkel op een boek zo divers als de bijbel een religieus instituut wil funderen dat ‘één, heilig en wereldwijd (katholiek)’ moet zijn, overschat de draagkracht van de bijbelse teksten. Dat boek is daar niet voor geschreven en ook niet voor geschikt. Er ontstonden dan ook meteen al legio geloofsgemeenschappen (ze kerken noemen is al misleidend), die zich allemaal op de bijbel beriepen, maar die als het om de toepassing van de bijbel ging op bijv. de doop, het avondmaal, het ambt, de visie op de wereld, de rol van de overheid, privébezit, rangen en standen, de Heilige Geest, de leer over Jezus, etc. , elkaar al snel en blijvend in de haren vlogen. ‘Het Protestantisme’ heeft nooit bestaan. De term is een paraplubegrip om een van aanvang heel divers scala aan groepen, gemeenschappen, bewegingen, (al dan niet kerk-achtig), en individuen aan te duiden, wiens hoofdkenmerk (in de zestiende eeuw zeker) was, dat ze de rooms-katholieke kerk als instituut totaal afwezen, Daarnaast hebben ze gemeen dat ze zich beriepen op de bijbel, maar zo gauw ze dat laatste moesten stofferen, bleek dat wat hen als formeel principe bond ook dat was dat hen als inhoudelijk principe scheidde. Een institutioneel breed uitgebouwde ‘sola-scriptura kerk’ is nooit van de grond gekomen.

Dat moet een enorme teleurstelling zijn geweest voor veel goedwillende zestiende eeuwers. De humanisten, met Erasmus voorop, hadden hoge verwachtingen van de terugkeer naar de bron van het geloof: de bijbel, gelezen in en begrepen vanuit de originele talen. Dankzij de hernieuwde kennis van het Hebreeuws en Grieks zou die nu voor het eerst sinds mensenheugenis echt ontsloten worden. En zou de oorspronkelijke betekenis helder worden. Dat er niet zoiets mogelijk is als een onbevooroordeelde lezing, noch een definitieve interpretatie van enige tekst die meer is dan een simpele mededeling, is voor een moderne taalwetenschapper vanzelfsprekend (alhoewel), maar voor een zestiende eeuwer ongedacht en als het de bijbel betreft: ‘vloeken in de kerk’. Men beschouwde de bijbel immers niet als een gewoon boek. De bijbel was ‘Gods Woord’, dat wil zeggen: geen menselijk boek, maar heilige Schrift, geïnspireerd, geopenbaard. Hoewel niet zo massief als de claim van de islam met betrekking tot de koran (Door God gedicteerd aan Mohammed middels de engel Gabriël), komt het in de beleving van veel protestantiserende christenen wel degelijk heel dicht bij een ‘letterlijke inspiratie’: de heilige Geest fluistert op menige prent de heilige evangelisten de tekst in. De auteurs worden ook geregeld ‘notarii’ genoemd. Vanuit deze visie op het heilige boek, waren de verwachtingen ten opzichte van de opkomende taalwetenschappen hoog gespannen. De filologie zou wonderen gaan verrichten. Ze zou de dikke stoflaag waarmee de rooms-katholieke leer en de kerkelijke traditie de bijbelse boodschap had bedekt (verdraaid, vervalst zo lees je vaak in Protestantse geschriften uit die tijd), wegblazen en dan zou het pure Woord Gods weer staan te blinken in zijn oorspronkelijke helderheid. Dan zou – en Luther geloofde het in het begin echt – de hele wereld met eigen ogen kunnen lezen hoe het nu eigenlijk zat en dus ongetwijfeld tot inkeer komen. Niet alleen de paus en de bisschoppen, ook de Joden zouden toestromen en zich bekeren, nu de ware betekenis van de bijbelse teksten weer naar boven was gekomen. Dat dit niet gebeurde, verklaart ook voor een stuk de verbetenheid waarmee hij zowel de romana als de Joden nadien heeft bestreden. Dat zij bij zoveel evidentie nog steeds niet tot inzicht wilden komen, kon in zijn beleving enkel nog op het conto van de duivel geschreven worden. De Joden waren verblind, de synagoge was een leerschool van de satan, en de paus en zijn trawanten smeedden een duivels complot tegen de ware kerk van Christus. De anti-christ zat hier achter, dat was zeker. Het evidente falen van de theologen om een ‘eenduidige objectieve iedereen overtuigende leer’ uit de bijbel af te leiden, heeft ook z’n gevolgen voor de academische status van de theologie. Aan het begin van de zestiende eeuw stond ze nog hoog aangeschreven, en verwachtten velen van haar nog een echt antwoord op de levensvragen (met kleine en grote L). Een eeuw later liggen kerk en samenleving voor pampus omdat de theologen maar blijven twisten en zien we dat de wetenschappelijke avant-garde de theologische faculteit meer en meer links laat liggen en een eigen dynamiek begint te ontwikkelen. Dit geldt zowel voor natuurwetenschappers (geneeskunde, fysica) als voor taalgeleerden (die vooral filologisch, historisch en etnologisch bezig zijn). Luthers vanzelfsprekende verbinding van wetenschap en theologie valt uiteen. De rede emancipeert, de theologie blijft ter plaatse trappelen en verliest aan maatschappelijke relevantie.

Voetnoten

  1. The Catholic faithful are required to profess that there is an historical continuity — rooted in the apostolic succession — between the Church founded by Christ and the Catholic Church. … This Church, constituted and organized as a society in the present world, subsists in [subsistit in] the Catholic Church, governed by the Successor of Peter and by the Bishops in communion with him”, Aldus de huidige zelfdefinitie van de rooms-katholieke kerk volgens Vaticanum II. De formulering ‘subsistit in’ gaf hoop op erkenning van andere kerken, maar in latere documenten is nadrukkelijk gestipuleerd dat dat niet de bedoeling is. Daar zijn hoogstens ‘elementen van de waarheid’ te vinden: Extra ecclesiam nulla salus.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy