Inleiding
God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. Komt nog bij, dat veel godsdienstsociologen door de terugkeer van God werden verrast. Ze waren ijverig bezig geweest zich voor te bereiden op een voortgaande verdwijning van God uit de samenleving. Secularisatie was het codewoord. Godsdienst was z’n relevantie aan het verliezen, langzaam maar zeker. Bij elk vervolgonderzoek naar ‘God in Nederland’ of ‘België en zijn goden’ – om me tot de titels van twee bekende Nederlandstalige publicaties te beperken, de patronen gelden West-Europa-breed – bleek dat de impact van geloof en geloofsorganisaties op de samenleving weer was afgenomen. Ter verklaring wees men op het voortschrijden van wetenschap en techniek. Hierdoor verloren geloofsopvattingen aan geloofwaardigheid verloren en/of werden overbodig: Als je kunt kiezen tussen ‘bidden tegen een dreigende sprinkhanenplaag’ en het spuiten van DDT is de keuze snel gemaakt. Het natuurwetenschappelijke wereldbeeld verdrong zo het mythische en dit proces was onomkeerbaar. Het klonk allemaal heel plausibel en de feiten logen er niet om: kerken liepen echt leeg, het aantal roepingen nam dramatisch af, de christelijke moraal verloor zijn greep op het leven, en de ene na de andere organisatie uit de christelijke zuil geraakte in een identiteitscrisis, verbreedde haar statuten, en veranderde van naam. Het was duidelijk: religie was een aflopende zaak en het secularisatieproces was onomkeerbaar. De ‘peetvader’ van de sociologie, Max Weber, had het goed gezien en mooi gezegd: De rationalisering had tot een ‘onttovering van de wereld’ geleid en daarmee het proces van secularisering in gang gezet. Niets tegen te doen. Of om het met het beeld van de bekendste godsdienstsocioloog uit de tweede helft van de vorige eeuw, Peter Berger te zeggen: ‘Het hemels baldakijn’ (in het Engels: ‘the sacred canopy’) dat ons eeuwenlang beschut had tegen bedreigingen van buitenaf, is kapot. Voortaan moeten we onder de open hemel zien te overleven, op eigen kracht, of we het nu leuk vinden of niet. In 1968 voorspelde hij dat tegen het jaar 2000 religie volledig gemarginaliseerd zou zijn in de samenleving. Het zou enkel nog organisatorisch bestaan in de vorm van kleine sektarische groepen, die zouden samenkomen om zich te beschermen tegen de kwalijke gevolgen van de secularisering (NY Times, zondag 25 februari 1968, ‘A Bleak Outlook is Seen for Religion’). Een mens, ook een wetenschapper, kan zich vergissen. Hij heeft het ruiterlijk toegegeven, al lang vóór het jaar 2000 (lees desgewenst hierover meer op deze post).