A tale of three cities : Salem, Providence, Philadelphia
klik hier voor enkele overzichtskaartenHet leven aan de Noordwest kust van Amerika was hard. Tot de komst van de Puriteinse emigranten waren er enkel wat kleine nederzettingen, die vooral als uitvalsbasis hadden gediend voor pioniers, die met visvangst, beverjacht of bosontginning (veel meer viel er voor de kolonisten niet te halen) de kost probeerden te verdienen en te overleven. Na moeizame onderhandelingen met de overheid – logisch, gezien de reden van hun emigratie – slaagde de eerste lichting Puriteinse emigranten, die vaak met de romantische (negentiende eeuwse) term Pilgrim Fathers word aangeduid, er in om hun ‘settlement’ een officieel karakter te geven en als ‘kolonie’ door de overheid te laten erkennen. Als basis voor de samenleving stelden zij een soort ‘sociaal contract’ op waarin ze afspraken maakten om als vrije burgers het inwendig bestuur zelf te regelen. Het Mayflower Compact heet dit, genoemd naar de boot waarmee ze waren overgestoken. De lijst met ondertekenaars viel samen met de lijst van degenen die lid waren van de kerk: 41 mannen, vrije burgers, op een totaal van 102 personen. Middels dit ‘compact’ vormden zij een ‘civil body politic’, dat met meerderheid van stemmen geldige besluiten zou nemen over hoe het openbare leven moest worden ingericht. The body social, the body politic and the body of Christ vielen hier dus opnieuw samen, net als in de Middeleeuwen in West-Europa en daarna verdeeld per regio. Hoe kleinschalig ook, men wilde geen half werk leveren. De gemeenschap zou letterlijk op bijbelse grondslag functioneren. Alleen zo kon hun leven godewelgevallig zijn. Zij voelden zich ‘Gods volk’ wonend in het land dat God aan hen gegeven had, een ‘nieuw Israel’. De ‘oudsten’ zagen zorgvuldig toe op wat er in de kerk geleerd werd en de gouverneur (gekozen uit hun midden, maar als zodanig erkend door de koning van Engeland) kreeg het mandaat om de orde te handhaven op basis van hun ‘Compact’.
In oktober 1621 was alles geregeld en vierden de kolonisten die het overleefd hadden (minder dan de helft!) een groot feest. Daarin dankten zij God voor het grote voorrecht dat hun te beurt gevallen was om hier hun leven helemaal volgens de bijbel te mogen opbouwen, Thanksgiving. Om niet de fouten te maken die het ‘Oude Israel’ had gemaakt, was er veel bijbelstudie, hield men lange preken, deed aan introspectie en probeerde via broederlijke vermaning de hele gemeenschap op het rechte pad te houden. Enkel door die vorm van zelfdisciplinering, zo meende men, zou de norm die ze zichzelf gesteld hadden, d.w.z. die zij vanuit de Bijbel op zichzelf hadden toegepast, gehaald kunnen worden. Druppelsgewijs komen er meer geloofsvluchtelingen aan. Er ontstaan nieuwe nederzettingen, die eveneens via ‘compacts’ zichzelf reguleren. Deze bestuurlijke vorm van zelforganisatie is trouwens geënt op de kerkelijke reglementen die in de presbyteraanse kerken van Engeland in zwang waren, dat wil zeggen, het waren civiele variaties op de kerkorde die een kleine eeuw eerder aan het brein van de Franse jurist, Jean Calvin, was ontsproten. Hij gaf daarmee aan de geloofsgemeenschappen een organisatiemiddel om te kunnen functioneren zonder bisschoppelijk toezicht.
We zijn hier nog ver verwijderd van algemene godsdienstvrijheid. Dat is wel duidelijk. Deze Puriteinen zijn enkel geïnteresseerd in de vrijheid voor hun eigen godsdienst. Zij creëren in Amerika ruimte om hun visie op hoe God gediend moet worden in alle vrijheid vorm te kunnen geven. Daarvoor hebben ze Engeland verlaten en dat willen ze nu realiseren: onbesmet en puur. De kerkelijke tucht gaat over het hele leven, zowel inwendig als uitwendig, over geloof en zeden, privé en publiek. Naar de vorm is het democratisch (majority vote) maar naar de inhoud theocratisch (Gods wil is wet en die wet is de basis van alle menselijke wetgeving). Theoretisch zei men dat in Europa ook, maar daar had de eeuwenlange praktijk van de menselijke samenleving met haar eindeloze getouwtrek tussen wereldlijk en geestelijk gezag geleid tot een ingewikkelde machtsverdeling en wetgeving, waarbij ook het kerkelijk recht zelf sterk geformaliseerd was. Zolang in de Nieuwe Wereld (rond Plymouth) deze gemeenschappen klein zijn (en dat waren ze) werd er dorpsgewijs geleefd en volstond sociale controle, ernstige gevallen terzijde gelaten. Het systeem werd echter danig op de proef gesteld toen in 1629, op het moment dat de koning het Parlement ontbond en samen met de aartsbisschop van Canterbury alle macht naar zich toe trok, grote groepen Engeland begonnen te verlaten, op zoek naar ‘het beloofde land’ aan de overkant.