Sport
Europese missionarissen zagen in de 16de eeuw tot hun verbazing de inwoners van Midden-Amerika en de Caribische gebieden vol overgave spelen met een rubberen bal, op een ommuurd plein. Ze wisten niet goed wat ze ervan moesten denken. Er waren veel rituelen, er stonden allerlei wonderlijke tekens op de muren rond het plein, en het spel werd met grote inzet gespeeld. De spelregels waren voor een niet ingewijde beschouwer moeilijk te doorgronden. Wel was het duidelijk dat de spelers specialisten waren gezien de virtuositeit waarmee zij de bal rondspeelden. Ook de betrokkenheid van het publiek was intens. Ze leefden zodanig mee met hun ploeg, dat het wel leek alsof ze helemaal in het spel opgingen. In bepaalde gebieden gingen deze wedstrijden gepaard met offers en groot ceremonieel. Het leek m.a.w. onderdeel te zijn van de religie. Elders zagen ze kinderen het naspelen en dan leek het onschuldig. Ze kwamen er niet uit. Dit dilemma is enkel te doorbreken door religie terug te plaatsen in die creatieve verbeeldingsvolle menselijke activiteit genaamd ‘cultuur’. Dit spel, dat was duidelijk, was hiervan een product. En afhankelijk van de context vervulde het de verheven functie, die we normaliter aan religie toekennen: het gaf de mensen het gevoel dat ze tijdelijk waren opgenomen in een hoger verband. Ze leefden mee, leefden zich in, en hadden het gevoel deelgenoot te zijn van iets dat het gewone menselijk bezig zijn oversteeg. Zaken die gewoonlijk gekanaliseerd worden in wat wij religie noemen, maar die tot de culturele competentie van de mens in het algemeen hoort. En natuurlijk is dat contextafhankelijk. Kinderen spelen het thuis na (doen ze met religieuze rituelen ook), volwassenen kunnen het ook ‘voor de lol’ doen, maar binnen een sterk geritualiseerde context, op een welbepaalde plaats gedurende een strike tijdsspanne, krijgt het die extra lading. Wat voor die Amerindiaanse balsport gold, geldt ook voor voetbal vandaag, met één duidelijk verschil: Voetbal is geen onderdeel van de geïnstitutionaliseerd religie, maar is toevertrouwd aan een koninklijke voetbalbond. Dat betekent dat de betekenistoekenning niet voor elke burger verplichtend is, alhoewel je dat soms betwijfelt als je de massahysterie ziet rond voetbaltoernooien, waar landenploegen het tegen elkaar opnemen. Niet voor niets is er wel eens gesuggereerd dat de sacraliteit van de officiële religie ergens in de 19de eeuw is overgedragen op de natiestaat, maar dit terzijde. In theorie mag je hardop zeggen dat je voetbal ‘niets’ vindt. Sommigen zullen het blasfemie vinden, maar je zult er niet voor veroordeeld worden. Opvallend is ook in onze tijd, voor hoeveel mensen die sport veel meer betekent dan een tijdverdrijf. Dat men tegen een balletje trapt, daar gaat het niet om. Op zich heeft dat niets om het lijf, en is dat ook niets. Ook hier geldt: Enkel de sterk geritualiseerde versie, gebonden aan tijd en plaats, heeft ‘het’. Dan maakt het iets los in de mens. Het heeft ongetwijfeld te maken met het gevoel opgenomen te zijn in een groep, erbij te horen. Je maakt, hoewel je op de tribune zit, deel uit van de strijd die gestreden wordt, de nederlagen en overwinningen zijn ook de jouwe. Dat is op zich vreemd. Je strijdt zelf niet, je wint niet, je verliest niet. Dat doen anderen voor jou, de spelers op het veld. Maar jij beleeft het by proxy. In religieuze taal: de voetballers vervullen een priesterlijk ambt, en jij mag delen in wat zij presteren (communio realis). Soms gaat dit heel diep. Sommige mensen gaan er helemaal in op en hebben veel over voor hun club. Zij ‘leven voor de voetbal’: echte supporters, trouwe fans, in voor- en tegenspoed. Zij leven naar een wedstrijd toe, praten er met elkaar over. Het vult hun leven, tilt hen boven de dagelijkse werkelijkheid uit. En het maakt niet uit of de club nu 4de provinciaal is of voetbalt in de Champions League. Daar rond dat veld gebeuren dingen, die het gevoel geven dat het de moeite waard is om te leven, samen met de kameraden. Er zijn clubliederen, logo’s, vlaggen die het gevoel ook uitwendig zichtbaar maken. Er zijn spreekkoren, en soms is er zelfs ‘community hymn singing’ met een vast repertoire (Wembley, Cup Final). Men valt elkaar om de nek als er wordt gescoord, men troost elkaar bij verlies. En dan is de wedstrijd afgelopen. En de spelers wisselen hun truitjes uit en er volgt ook bij de supporters een algemene verzoening en/of een enorme vechtpartij. Wie dit alles legt naast beschrijvingen van allerlei rituelen en feestelijkheden in een godsdienstwetenschappelijk boek (inclusief de bijbehorende psychomotorische en psychosociale mechanismen), zal niet veel moeite hebben parallellen te ontdekken. Het heeft inderdaad iets sacraals, sport, en toch is het volkomen des mensen. En ookal geldt de betekenis niet voor iedereen, en ook niet altijd, en niet in elke context, voetbal kan het wel degelijk: het leven van de mensen opheffen uit het dagelijkse bestaan en de toeschouwers het gevoel geven dat ze in een wereld zijn opgenomen die het alledaagse ver overtreft en de mensen tegelijk het gevoel geven dat het goed is, dat de dingen kloppen, tot de trance toe. Kortom voetbal kwalificeert zich qua functie als ‘religie’, let wel, niet als surrogaat-religie, zoals hautaine theologen soms zeggen, neen, gewoon op gelijke voet met dat wat zichzelf met die term tooit, de officiële religie. En als het over de intensiteit van beleving gaat, slaat de laatstgenoemde vaak een modderfiguur vergeleken met de eerstgenoemde. In de rituelen rond de Olympische spelen, die wij kennen in zijn romantische laat-moderne verbastering, is de religieuze component van de sport nog zichtbaar. Ze was integraal onderdeel van de Griekse religiositeit, net als het theater trouwens. Dat betekent niet dat de sporters en toeschouwers toen vromer waren dan wij, dat is een typische retrojectie-fout, het betekent gewoon dat in die cultuur de religieuze component die altijd in sport zit (mits ernstig gespeeld), geëxpliciteerd werd in termen van de alomtegenwoordige officiële religie, iets wat wij niet meer doen, en de Amerindianen misschien wel (of ook niet, het maakt niet uit).