Religie (niet meer ) vanzelfsprekend

Vroeger (= voor de ‘secularisering’ doorzette) was religie ‘onbewust’ en ‘ongereflecteerd’, zat overal in en doorheen en hoefde ook niet echt gelegitimeerd te worden. Enkel een selecte groep, een elite, theologen hield zich met de definities en de modaliteiten bezig. Godsdienstige kwesties, zoals er rond Luther eentje aan het licht kwam, zijn dus of interne twisten tussen theologen en blijven daartoe beperkt, of – als ze buiten de universiteit komen – exploderen ze in het gezicht van de kerk. Ketterijen zijn niet alleen kerkbedreigend, maar ook dynamiet onder de samenleving. Alles is met alles verbonden. De ketter is the enemy within. Zijn vroegtijdige opsporing en onschadelijkmaking is van eminent maatschappelijk belang. Scheurt de kerk, barst ook de samenleving.

De kerk was er gewoon…

Dat is nog steeds zo, zij het minder opvallend: openbare twisten over godsdienst tornen ook vandaag nog aan het weefsel van de samenleving. In Luthers tijd was dat exponentieel het geval. Ook was een conflict dat daaruit voortkwam niet te isoleren van de samenleving om beheerst te laten uitbranden. Er is immers geen aparte categorie ‘religie’ beschikbaar om dat te doen. Men kan het conflict niet afzonderen van de rest van de cultuur en de samenleving. Wat een moderne beschouwer dus licht over het hoofd ziet, is dat door te raken aan het ene (bijv. een bepaald ritueel, een instituut, een gebruik) ook al het andere in beweging komt, zeker als de discussie op straat komt. Precies dus wat er in Luthers dagen gebeurde.

Religie en cultuur verbonden

Religie is altijd met duizenden vezels verbonden met het menselijk leven (cultuur, maatschappij, politiek). Tot niet zo lang geleden was de kerk versmolten met de samenleving. Het ging om een geheel van handelingen, rituelen, ingebed in het dagelijks leven, die vooral communaal werden beleefd. Gewoon meedoen was het motto. Het was niet perse een diepe overtuiging van de privépersoon, maar werd georganiseerd, van betekenis voorzien en gelegitimeerd door de kerk. Die was daar natuurlijk voor bevoegd. Of ze dat ook echt was, en hoe dat precies zat, dat was een vraag die je niet stelde. Het was gewoon zo. Op die kerk viel veel aan te merken, maar ze had binnen Europa geen concurrentie. Kortom: de cultus zoals zij was gegroeid viel samen met de algemene cultuur. Religie was een cumulatieve culturele traditie, organisch gegroeid met een oorsprong die in de nevelen van de geschiedenis gehuld is, maar in de oorsprongsmythe rechtstreeks teruggeleid word tot de stichter: Jezus Christus. Deze societas christiana was heel divers en kleurrijk, de regionale verschillen waren groot, maar overal was ‘the body social [= het sociale weefsel], the body politic [= de bestuurlijke instelingen] and the body of Christ [= de kerk] so closely intertwined as to be inseparable’.1

‘Bewust’ geloven – overtuigd zijn

Een ander belangrijk aspect van de christelijke religie prae-Luther is de mate van ‘onbewustheid’ van deze stand van zaken. Juist omdat de cultus (religie in engere zin) volledig ingebed was in de cultuur (zoals het leven geordend is, zoals het gaat, zoals het hoort), denkt men er niet over na. Waarom zou men? Een vis is zich ook niet bewust van het water waarin het zwemt, tot het buiten de viskom belandt. Tot voor enkele generaties was dit in de moderne tijd niet wezenlijk anders. Als je in een dorp in Vlaanderen opgroeide was je vast rooms-katholiek. Daar dacht je niet over na. Dat was je. Het werd je met de paplepel ingegoten, beter nog: met de moedermelk kreeg je het al mee. En je ging naar de mis, liep mee in processies, stak de tong uit naar de priester bij het ontvangen van de hostie en huiverde bij de verhalen over de hel. En in Holland was je waarschijnlijk protestant en kreeg je het hele pakket dat daarbij hoort ook vanzelf mee. Daar dacht je niet over na. Dat was gewoon zo. Voor het nadenken had je de pastoor of de dominee (of nog beter: de theologen in Leuven of Leiden – of Utrecht of Groningen, want bij protestanten moet je altijd meteen ook weer intern splitsen). De gewone mens leerde z’n catechismus, niet van binnen maar van buiten. Dat was genoeg. Geestelijke voormannen betreurden dit maar het was gewoon zo. De klacht over de geringe inhoudelijke betrokkenheid op de kerk en haar geloofsinhoud, is zo oud als de kerk. Kortom: geloven in God was vanzelfsprekend, evenzo de identificatie van die God met de toevallig in jouw leven aanwezige kerk. Over religie dacht je niet na, het was iets waaraan je meedeed en wat je al of niet intens beleefde. Of protestantser gezegd: hoe belangrijk je het geloof eigenlijk achtte. Ook de organisatie van het sociale, culturele en politieke leven hing hiermee samen, maar opnieuw, ook over die link en hoe dat dan werkte en of dat allemaal wel klopte, daar brak je je hoofd niet over. Het was gewoon zo. Je plooide of je botste, veranderen kon je het toch niet. Er was geen alternatief (behalve verhuizen, naar de grote stad misschien, waar je anoniem kon leven, en waar al vaak een min of meer levensbeschouwelijk plurale samenleving bestond). Degenen die veel met religieuze zaken bezig waren, werden door de kerkelijke leiding liefst in een vroeg stadium gedetecteerd en als het even kon in het eigen kader ingelijfd. Naast het kenmerk van heiligen was teveel met religie bezig zijn immers ook een eigenschap van ketters. Dit beeld is gechargeerd, ik weet het, het doet de vele positieve inspanningen om ‘de leken’ te betrekken bij de dienst aan God geen recht, alsmede het authentieke engagement van velen in de kerk, maar het is belangrijk om te beseffen dat zo’n wereld, waarin de kerk is ingebed en dus macht heeft – gewoon omdat het verweven is met de rest van de cultuur – staat of valt met de vanzelfsprekendheid van die stand van zaken.

Legitimatie (niet) nodig?

Contestaties kunnen daar gemist worden als kiespijn. Machthebbers, wereldlijke en geestelijke, hebben een hekel aan dwarsliggers, vragenstellers, zeker als ze maar blijven doorvragen. Welnu, contesteren, vraagtekens plaatsen, dat is precies wat Luther deed. En hij was er goed in. Hij deed het spits en scherp en was niet gauw tevreden. En hij vroeg door en nam onaangename gevolgen op de koop toe. Daarbij hield hij wel van consequent doorredeneren. Der Konsequenz leidde niet zum Teufel maar tot God, was zijn overtuiging. Kortom: hoe langer je Luther aan het woord liet, hoe minder vanzelfsprekend alles werd. Van de legitimiteit van sommige kerkelijke gewoontes (aflaten), ging het al snel over het gezag van de kerkelijke bedienaars (in het bijzonder de ‘dienaar aller dienaren’, de paus) en voor men het goed en wel doorhad werd het hele sacramentele heilsinstituut van de kerk ‘in vraag gesteld’, en schudde de kerk op haar grondvesten. Logisch dat velen meenden dat Luther gestopt moest worden. Dit zou leiden tot anarchie. Het was immers niet alleen kerkbedreigend, maar – juist omdat de kerk met al haar vezels verbonden was met de samenleving – ook staatsgevaarlijk, riskant voor het ‘het samenleven van mensen’, de samenleving. Recht en slecht liep dooreen bij de noodremprocedures die er vanuit het establishment opgestart werden. Gemiste kansen te over, maar dàt men reageerde, was begrijpelijk. De samenleving stond op het spel. Dat is ook zo gebleken te zijn, want hoe meer zijn gedachten zich begonnen te verspreiden, hoe groter de sociale onrust en politieke spanning in Europa werd. Ik zeg niet dat dat Luthers schuld is, maar ook al is correlatie niet causatief, het dient je wel aan het denken te zetten. Tussen 1518 en 1520 nam hij, zo zagen wij, stapsgewijs afstand van de standaardantwoorden en steeds meer begon hij de bijbel los te maken uit de kerkelijke traditie en als een ‘scheermes van Ockham’ te gebruiken om de kerkelijke leer te dissecteren. Zijn geschriften gingen als zoete broodjes over de toonbank, in genre variërend van grofgebekte aanvallen op de paus en zijn trawanten (in het Duits), stichtelijke werken (Duits en Latijn), theologische tractaten, kerkelijke instructies en diepgravende theologische studies (Latijn). In universiteiten, kloosters, broederschappen, kerken, pastorieën, bisschoppelijke paleizen, gerechtelijke raadskamers, politieke gremia, en – last but not least – in veel doodgewone gezinnen, barstte de discussie los. Luthers opvattingen vonden weerklank met name in Noordwest Europa. Daar verloor de bestaande kerk vervolgens verrassend snel haar vanzelfsprekendheid en dus haar gezag. Hiermee belandde de Westerse kerk in een identiteitscrisis en ging de samenleving mee onderuit. Ten gronde discussiëren over religie is spelen met vuur, want het raakt aan de grondslagen van de samenleving. Ze worden niet langer ‘for granted’ genomen, letterlijk: als toegekend van hogerhand, godswege. Met name Luthers theologische methode (terugkoppeling naar de bijbel) bleek zeer effectief als kritisch principe.

Zwart-wit. De paus: christus of antichrist

Door de bestaande kerk het recht om zichzelf ‘kerk’ te noemen, te ontzeggen, zette Luther de zaak op scherp. Als je de paus de antichrist noemt, en het Vaticaan het hoofdkwartier van satan, dan roep je daarmee al je ‘volgers’ op om op z’n minst geestelijk afstand te nemen van die kerk. En na enig aarzelen, besloot hij om de geestelijke emigranten ook een reëel alternatief te bieden, en de eerste schets die hij daarvoor uitwerkte was opnieuw revolutionair en trendsettend. God werkte – aldus Luther – helemaal niet door een sacramenteel instituut via een aparte geestelijke stand, maar door ‘het woord’ (letterlijk, performatief) en die werking was persoonlijk. Zo had hij het zelf ervaren en zo was het dus (vond Luther). De bijbel is genoeg, een woord is genoeg, maakt niet uit wie dat woord uitspreekt, als het maar bijbels gerelateerd is. Daar gaat de clerus, ze zijn niet meer nodig. Volgens Luther kan ieder mens voor een ander mens ‘priester’ worden. Voortaan ligt het geestelijk gezag niet in de wijding, maar in een boek dat beschikbaar is voor iedereen. Als Luther over de bijbel spreekt als over een viva vox evangelii dan meent hij dat letterlijk: Bij een goede lezing van de Heilige Schrift, en die veronderstelt volgens Luther ook altijd exegetisch onderzoek, geschiedt het evangelie, dat wil zeggen, wordt de blijde tijding verkondigd met goddelijk gezag. Dan spreekt God live zijn genadewoord tot de mensen. De ‘Dienaar des Woords’ is dan ook het enige ambt dat Luther overhoudt. In z’n eerste aanzet tot vernieuwde kerkopbouw is geen priester of bisschop te bekennen. De geloofsgemeenschap is zelf bevoegd om de dienaar aan te duiden en kan die ook beoordelen, want ze heeft toegang tot de bijbel.2

Wankelt de kerk, dan crasht de samenleving

Dit is Luther op z’n principieelst. Hiermee morrelt hij aan de sacrosancte basisstructuur van de laatmiddeleeuwse maatschappij, die immers drie standen kende, elke met een eigen plaats en rol (adel, clerus, volk). Als je één van de pijlers wegneemt, wordt het gebouw instabiel. Luther trekt zich er niets van aan en publiceert zijn ideeën over de kerk ook gewoon in het Duits, zodat ze toegankelijk zijn voor alle christenen. Pas als zich her en der gemeenschappen beginnen te vormen, waarin personen het voortouw nemen die zich ‘profeten’ noemen, en die vervolgens dingen beginnen te verkondigen die Luther helemaal niet bevallen, maar waarvan zij zeggen dat zij die nochtans in de bijbel hebben vernomen, plooit Luther terug op een meer geordend kerkmodel. En als er dan tot overmaat van ramp ook nog een sociale revolutie volgt waarbij achtergestelde boeren zich ook op de bijbel en op Luther beroepen en vervolgens in opstand komen tegen de grondeigenaars (de ‘Boerenopstand’, 1525), dan roept hij, zij het met pijn in het hart (want Luther had op zich een sterk sociaal rechtvaardigheidsgevoel) de wereldlijke overheden te hulp. Hij kent hen het recht toe de opstand neer te slaan en dat is dan meteen ook hun plicht. De gevolgen waren afgrijselijk. Voordien had hij ook al aan de ‘Duitse adel’ het recht en de plicht toegekend om de eredienst te organiseren. Ook een noodgreep (om kerkelijke wildgroei met wortel en tak te kunnen uitroeien), en eveneens met verstrekkende gevolgen. Als de kerk, i.c. de bisschop, faalt, mag en moet de wereldlijke overheid het bestuur en het toezicht op de kerk overnemen, meent Luther. Welnu, de overheid heeft die taak er graag bijgenomen. Ze aasde daar al de hele middeleeuwen op. Nu kon ze dat ‘onrustig ding’ dat religie was, eindelijk eens domesticeren. Ze kon kerkleiders aanduiden, kerkelijke goederen en gronden onteigenen etc. Vervolgens heeft ze ook niet geaarzeld om de kerk voor haar eigen karretje te spannen. Logisch, politici zijn met politiek bezig. Door de toppositie in het kerkelijk bestuur zo gemakkelijk uit handen te geven, heeft Luther wel een forse wissel op de toekomst genomen, die hem trouwens ook niet door allen in dank is afgenomen. De latere calvinistische reformatiepoging is onafhankelijker en staat-kritischer gebleven. Het eindresultaat van het Lutherse alternatief voor de katholieke kerk is paradoxaal. De revolutionaire kerk neemt de vorm aan van een quasi bisschoppelijke staatskerk. Ze lijkt daarmee als twee druppels water op de kerk die Luther zo fundamenteel heeft gekritiseerd en wier constructie hij als principieel fout heeft afgewezen. Verwarrend, maar dit mag ons het zicht erop niet benemen, dat Luthers visie in aanzet ongelooflijk anti-institutioneel was, om niet te zeggen anarchistisch, radicaler dan de meeste bewegingen die in de theologische literatuur onder de noemer ‘radicale reformatie’ worden geklasseerd en die Luther tot zijn ergste vijanden rekende.

Christianity’s dangerous idea

Het is dan ook niet verwonderlijk, dat – als deze gevolgen zichtbaar beginnen te worden – een aantal van Luthers collega’s en vooral veel kerkelijke leiders en vorsten, na aanvankelijke sympathie, terughoudender worden in hun steun, dan wel zich van Luther afkeren. Zijn optreden is te wild en leidt tot meer dan een breed gedragen kritiek op kerkelijke praktijken en leerstellingen (daarin wilden ze wel meegaan). Ze begonnen Luthers’ démarches te zien als een aanval op de kerk (het instituut) zelf. En dat was het dus ook. Alister McGrath noemt Luthers opvatting dat iedere mens andermans priester kan worden niet voor niets Christianity’s dangerous idea. Heeft Luther op organisatorisch terrein al snel eieren voor zijn geld gekozen (uitbesteed aan de wereldlijke overheid), wat zijn Schriftprincipe betreft heeft hij nooit water in de wijn gedaan. De kerk kwam in een totale identiteitscrisis terecht, doordat Luther middels dat principe alles wat men als vanzelfsprekend aannam, van vraagtekens begon te voorzien. De kerk die zichzelf zag, definieerde, beleefde en legitimeerde vanuit een lange en complexe traditie kreeg hier te maken met een alomvattende en fundamentele kritiek. Luther ontkende glashard dat de kerk zoals die door paus en bisschoppen werd aangestuurd ‘kerk’ was. Ze was integendeel een duivelswerk en volgens Luther is de duivel nooit origineel. Hij is de aap van God. Hij is een meester in het perverteren van iets dat in se goed is. Het hele register van kritiek dat in het vorige hoofdstuk voor categorie 4 (heidendom, afgoderij) werd gebruikt, wordt door de protestantse stroming met even veel vuur en nog meer creativiteit toegepast op de rooms-katholieke kerk en haar personeel. De mis werd een duivelse poppenkast om het volk te misleiden, de paus veranderde in de antichrist, een term die bij Luther systematisch gebruikt wordt vanaf 1520. Cartoons, vlugschriften, geïllustreerde smaadschriften maken het beeld compleet. Het gewone volk, jan met de pet, doet mee. Als Luther naar Worms moet trekken om voor de keizer te verschijnen in 1521 is het een triomftocht. Overal waar hij komt staan de mensen langs de kant van de weg en juichen hem toe. Pastoors nodigen hem uit om te preken. Mensen proberen hem zelfs aan te raken, als was hij een heilige. Als de dag na zijn veroordeling, Luthers redevoering in druk verschijnt, is in één van de uitgaven een afbeelding van Luther opgenomen, waarin een duif boven zijn hoofd zweeft en een aureool minstens wordt gesuggereerd. Ook het reformatorische bloed kruipt waar het niet gaan kan. In de pers van de andere partij gaat men vervolgens op exact dezelfde wijze tegen Luther tekeer, met gebruikmaking van dezelfde middelen. Luther als een zevenkoppig monster, een wellustige monnik, zoon van een moeder die tijdens een heksensabbat door de duivel verwekt. Enfin, u kunt het zelf wel verder invullen. Het is duidelijk. Er is geen sprake van dat deze twee ‘kerken’ naast elkaar zouden kunnen bestaan. Het is of-of. De religieuze identiteiten die ontstaan, zijn hard, gesloten en mutually exclusive. De uitkomst is bekend: Na veel inkt- en nog meer bloedvergieten volgt er meer dan eeuw later een Europa-brede boedelscheiding, waarbij de religie van de vorst bepaalt welke religie het volk openlijk mag belijden. Luther had zich daar al een eeuw eerder bij neergelegd. Zijn volgers niet allemaal, met name de navolgers uit het kamp van Jean Calvin niet. Zij kwamen met een organisatievorm voor de gelovigen, een ondergrondse kerk, die na verloop van tijd ook het recht van opstand tegen de wereldlijk heerser claimde. Op grond van de bijbel, dat spreekt voor zich – maar zie infra. Eens de geest uit de fles, krijg je ’m er niet meer zo gemakkelijk in.

Voetnoten

  1. Barbara B. Diefendorf, Beneath the Cross: Catholics and Huguenots in Sixteenth Century Paris (New York: Oxford University Press, 1991), p. 48.
  2. Titel van een boekje uit 1523: Daß eine christliche Versammlung oder Gemeinde Recht und Macht habe, alle Lehre zu urteilen und Lehrer zu berufen, ein- und abzusetzen, Grund und Ursache aus der Schrift.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy