Principieel verdeeld, die hervormden

De hervormingsbeweging spat uiteen

Naast de intern theologische kwesties, kwam al snel een andere, veel pragmatischere vraag naar boven. Hoe overleef je eigenlijk als je de bestaande kerk gaat kritiseren? Je merkt immers al snel dat je de overheid nodig hebt, al was het alleen maar om je uit de greep van Rome te houden. De wereldlijke overheid bleek nodig als beschermheer. Zonder die paraplu waren zij (‘ketters’) een vogel voor de kat. Had Frederik de Wijze Luther niet de hand boven het hoofd gehouden, hij zou eind 1518 al naar Rome hebben moeten gaan (hij was opgeroepen) en dat zou zijn laatste reis geworden zijn. Luther en de zijnen zagen vervolgens ook al snel in, dat het wel eens gigantisch uit de hand zou kunnen lopen als de overheid niet regulerend zou optreden. De reformatorische aanzet dreigde immers al meteen uiteen te spatten in 1001 bijbel-gerelateerde bewegingen, die ieder voor zich de volle waarheid claimden namens God en zich dus de legitieme voortzetting van de ‘kerk van Christus’ achtten. Vanaf het begin was er chaos, en dreigde er anarchie. Het is één van de aspecten van de Reformatie-periode die door de latere uitbouw van de Lutherse en calvinistische kerken vaak wat buiten het gezichtsveld blijft, ook omdat de officiële geschiedschrijving net doet alsof die splintergroepen de uitzondering zijn en de gevestigde kerken de regel, terwijl ze elkaars spiegelbeeld (twee zijden van dezelfde médaille. Hol en bol) zijn. Het gevaar van vertekening is nog groter omdat bijna al die groepen die zich niet aan een wereldlijk heerser verbonden, in de loop van de tijd zijn uitgestorven (heel vaak: uitgemoord) en dus weinig erfgenamen hebben om hun verhaal te vertellen. En als hun verhaal al verteld wordt, dan vaak vanuit het perspectief van de ‘overwinnaar’. Dan heten ze ‘sekten’, ‘geestdrijvers’ of ‘doperse radicalen’. Het oordeel van het establishment. Van meet aan zit er dus een spanning in de ‘sola-scriptura’ beweging, namelijk dat het in realiteit helemaal geen sola scriptura beweging is, of in elk geval niet als het de vorm aanneemt van een instituut. Het theoretisch denkvermogen en het praktische verstand van de mens wordt in de omgeving van Luther, Zwingli, Bucer en Calvijn – om me te beperken tot deze vier voortrekkers – dus minstens evenzeer aangesproken als de bijbel zelf om de boodschap op structurele wijze aan de man te brengen. Men had of een intellectueel, sociaal, politiek en cultureel netwerk, en als men die al had, dan zocht men partners.

De rol van de staat

De protestantse gemeenschappen die de zestiende eeuw hebben overleefd zijn dus niet toevallig diegenen die verbonden zijn met de wereldlijke machthebber van de regio’s waar ze zich konden/mochten ontplooien. Daar namen ze de kerkgebouwen over, hervormden de scholen of richtten ze op, bouwden de universiteiten uit (met vernieuwd curriculum), en engageerden zich in de samenleving door ook de sociale en charitatieve instellingen van de oude kerk over te nemen en uit te bouwen, meestal samen met de wereldlijke overheid. Zo was ook de ‘hervormde kerk’ stevig in de samenleving verankerd.

Waar groepen mensen op nieuwe wijze het kerk-zijn wilde beleven zonder zich te verbinden met de heersende politiek, dan leidde dit tot botsingen, die vaak met geweld werd gesmoord. Verbanning (vrijwillig of gedwongen) was dan nog het minste kwaad. Zo zien we de christenen die het dogma van de Triniteit op grond van de bijbel niet meenden te kunnen onderschrijven (unitariërs, socinianen), eerst vluchten naar Polen (zestiende eeuw) om – als hun kerk ook daar verboden wordt – te vertrekken naar Holland en Transsylvanië (zeventiende eeuw), om tenslotte vooral in de Angelsaksische landen wortel te schieten (achttiende eeuw). Een groep Engelse calvinisten die zich – net als de rooms-katholieken – begin zeventiende eeuw niet kon vinden in de Anglicaanse staatskerk, trokken met een tussenstop in Holland als Pilgrim Fathers naar de Nieuwe Wereld. Een doopsgezinde groep, de Amish, leeft in datzelfde Amerika nog steeds in relatieve afscheiding alsof de tijd is stil blijven staan begin achttiende eeuw toen zij Zwitserland verlieten in de nasleep van een intern conflict binnen de doopsgezinde beweging aldaar. Als men niet vertrok (of niet vertrokken kon) dan kwamen de vrije geloofsgemeenschappen vaak door pressie vanuit het establishment (waartoe ook al snel de ‘hervormde kerken’ behoorden) in de marge terecht. Ze werden immers met alle middelen bestreden als gevaarlijke sekten (we kennen het mechanisme inmiddels), waardoor ze van de weeromstuit soms nog verder radicaliseerden, wat dan zeker hun ondergang betekende. We moeten niet onderschatten hoe groot de wanhoop was die veel doodgewone mensen in de greep had tot ver in de zestiende eeuw, gewoon omdat men geen millimeter ruimte kreeg om zelfs maar de persoonlijke zoektocht naar God voort te zetten, laat staan met een groep samen te komen. En als men dat toch deed, dan moest men leven met de dreiging van de marteldood, die ook nog eens verheerlijkt werd als het mooiste offer dat men Christus kon brengen. Je zou van minder de kluts kwijt raken. Naar mijn mening verklaart dit hoe het in ca. 1534 tot een uittocht kon komen uit de Nederduitse gebieden naar de Münster, de stad waar volgens een visionair man het Hemelse Jeruzalem zou neerdalen. Die profeet was natuurlijk ‘Elia’, ook al heette hij nu Melchior Hoffman, Hendrik Matthijs, of Jan Beukelszoon van Leiden. Had Jezus niet zelf gezegd dat Elia zou komen om zijn definitieve komst in glorie voor te bereiden. Terwijl de inwoners de stad ontvluchtten, stroomde van heinde en verre hoopvolle wanhopigen de stad, Zion noemden ze het, binnen in de veronderstelling dat ze de komst van Gods koninkrijk op aarde van dichtbij zouden meemaken. Het liep anders: De legermacht van de voor de gelegenheid geallieerde katholieke en lutherse vorsten maakte na een belegering korte metten met deze oprisping van apocalyptisch christendom: de metalen kooien waarin de lijken van de drie leiders ‘den volke werden getoond’ hangen nog steeds aan de kerktoren. Het is duidelijk: enkel die bewegingen die zich conformeerden aan de dominante religie (geborgd door de wereldlijke overheid), of zich heel stil hielden, konden de zestiende eeuw in Europa overleven. Een deel van de wederdopers slaagde hierin, omdat zij zich onder leiding van Menno Simons van assertieve protestanten transformeerden tot ‘stillen in den lande’, wereld-mijdende en pacifistische doopsgezinden. Ook als een esoterisch, half-geheim genootschap was er een overlevingskans. Het is trouwens niet te onderschatten hoeveel ‘oorlogsmoede’ (en dat bedoel ik zowel de reële oorlog als de strijd der theologen) mensen in mystieke speculaties rust vonden en dat geestelijk voedsel prefereerden boven het maal dat de officiële kerken hun voorzetten. U kunt hier denken aan de volgelingen van ‘profeten’ als David Joris en Hendrik Niclaes (ca. 1501-1580), die met zijn ‘huisgezin der liefde’ een poëtisch-mystieke stroming op poten zetten, die in de zestiende eeuw in de Nederduitse gebieden veel aanhang verwierf vooral in mercantiele kringen. Abraham Ortelius wordt ertoe gerekend, Christophe Plantin drukte zijn werken. Toen Niclaes zijn aanhangers strak hiërarchisch begon te organiseren, haakten sommige groepen af en gingen met een andere – minder pretentieuze profeet – verder. Zelfs de steile Vlaamse calvinist en dichter Pieter Datheen, geraakte op z’n oude dag nog zo onder de indruk van de boeken van David Joris en Hendrik Niclaes, dat hij zijn eigen militante optreden is gaan betreuren. Het leverde hem een tuchtprocedure op van de calvinistische kerk op. De beweging heeft het trouwens in Engeland tot ver in de zeventiende eeuw volgehouden. Daar staat ze bekend als The family of Love.


© Dick Wursten: fair use policy: d.w.z. alle gebruik toegestaan mits vermelding van de bron.


Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy