Het schriftprincipe: hoe werkt dat eigenlijk ?

De bijbel interpreteert volgens Luther zichzelf en zal er zonder enige externe hulp in slagen om z’n heilzaam werk te doen. Zo was Luthers eigen ervaring en hij is er op dat moment rotsvast van overtuigd dat ook anderen dat zo zullen beleven. Deze vaststelling volgt op het grote dispuut van Leipzig, waar de blokken zichtbaar beginnen te worden. Een korte evocatie daarvan en dan terzake.

Van het dispuut in Leipzig (Eck versus Luther) was een verslag opgestuurd naar de theologische faculteiten van Parijs en Erfurt om een oordeel te vellen. Deze houden zich op de vlakte en antwoorden niet. Daarop springen de universiteiten van Keulen en Leuven in het gat. Ze publiceren eind 1519 eensgezind een lijst van uitspraken van Luther voorzien van het label ‘dwaling’. Zij sturen dus aan op een ketterproces. Het facit over Luther wordt dan ook niet lang daarna voltrokken. De paus veroordeelt op aangeven van Dr. Eck eenenveertig nogal losjes bijeengeraapte en ongelijksoortige stellingen van Luther. Nergens geeft hij aan waarin de fout precies zit, laat staan dat hij ze weerlegt. Veel zwakker – geestelijk dan toch – kan een kerk niet reageren. Op 15 juni 1520 ondertekent paus Leo X de ‘banbedreigingsbul’ (Exsurge Domine), laat die publiceren en zendt die naar Luther. Nog voor hij die officieel ontvangt, reageert hij al met een vernietigend schotschrift: Adversus Execrabile Antichristi Bullam (tegen de vervloekte bul van de antichrist). De titel zegt genoeg. Alle bruggen zijn opgeblazen. In november van het zelfde jaar reageert hij iets rustiger, maar inhoudelijk niet minder fel, door in een Assertio (een plechtige verzekering, ook een juridische term waarin van iemand verklaard wordt dat hij een vrij man is) eerst enkele en in latere edities alle aantijgingen stuk voor stuk te weerleggen.1 Hij weet het inmiddels zeker: de kerk is de kerk niet, maar een duivels marionettentheater om de gelovigen te misleiden. Het is volksverlakkerij. In diezelfde Assertio formuleert hij ook een eerste versie van het Schriftprincipe, dat hij als ‘scheermes van Ockham’ zal gebruiken in zaken van geloof en leven. In de kerk zegt Luther mag ‘enkel de Schrift regeren’ (solam scripturam regnare). En die is daartoe prima in staat, want ze is ‘glashelder, super eenvoudig, en zeer toegankelijk; bovendien legt ze zichzelf uit terwijl ze werkelijk alles beproeft, oordeelt en verlicht’.2 De bijbel interpreteert volgens Luther zichzelf en zal er zonder enige externe hulp in slagen om z’n heilzaam werk te doen. Zo was Luthers eigen ervaring en hij is er op dat moment rotsvast van overtuigd dat ook anderen dat zo zullen beleven.

Gods woord zit in die letters verborgen en komt er gegarandeerd uit als je maar goed leest. Luther heeft het feit dat hij met de bijbel alleen overbleef dus niet als een verlies beschouwd maar als een winst. Het wordt het enige overblijvende kenmerk van de ware kerk. Waar de bijbel geopend wordt en tot spreken komt, dààr is de kerk, beter: daar ‘geschiedt kerk’. Hij is er ook volkomen zeker van dat je met de bijbel in de hand de duivel en zijn trawanten kunt verslaan. Eind 1520, met de doodsbedreiging van de bul als een zwaard van Damocles boven z’n hoofd, voelt hij zich sterker dan ooit. Hij kan de hele wereld aan. Als de termijn van 60 dagen na ontvangst van de bul verstreken is en deze dus automatisch zal worden omgezet in een echte excommunicatie (= terdoodveroordeling by proxy: na afkondiging moet de wereldlijke overheid de straf op het vonnis voltrekken), organiseert Luther een symbolische actie. Hij roept alle studenten en professoren in Wittenberg samen voor een plechtige boekverbranding. Het is 10 december 1520. Op de brandstapel gaan niet alleen de pauselijk bul, maar ook de canones van het kerkelijk recht en de theologische en filosofische handboeken die tot dan toe in de faculteit werden gebruikt. Aristoteles heeft afgedaan, Lombardus is passé. Ze zijn volgens Luther niet meer nodig en zelfs schadelijk. Sola scriptura neemt Luther heel letterlijk. Kerkelijke theologie is bij Luther voortaan niet meer filosofisch argumentatief of juridisch kerkrechtelijk van kleur maar zal de parel van de faculteit der letteren moeten worden. Van de bestudering en exegese van dit geschrift verwacht hij absolute duidelijkheid in alle zaken van geloof en leven. En deze zal met de best mogelijke literaire middelen aan de man gebracht moeten worden. Quintillianus en Cicero zijn de nieuwe hulpleraren. De Wittenbergse professor Grieks en filosofie, Philippus Melanchthon, staat klaar om het nieuwe curriculum vorm te geven. Consequenter en gewaagder kan het niet. Faalt dit nieuwe fundament van de kerk, de bijbel, op één van deze punten, dan kun je de boel sluiten. Ook dàt heeft Luther beseft en zelfs gewoon opgeschreven: Als retorische vraag besluit ze de passage uit de Assertio die ik al eerder citeerde. De bijbel is tegen de taak opgewassen meent Luther en daarom kan ze ‘met recht heer en meester zijn over alle boeken en leerstellingen. Ware dat niet het geval, waarom zou je dan nog met de Bijbel bezig zijn?’ [Was soll uns die Schrift?] Dan zouden we die beter verwerpen en voortaan genoegen nemen met de boeken en ideeën van mensen.’3

Radicaler kun je het ‘christelijke project’ niet hervormen en duidelijker kan de breuk met de bestaande kerk niet zijn. Preciezer: duidelijker kun je niet zeggen dat je van mening bent dat wat zich ‘kerk’ noemt helemaal geen kerk is maar een duivelse parodie op de kerk, met de paus als anti-christ aan het roer. Een christenmens hoeft zich daar dus niets van aan te trekken. Hij is een vrij mens, niemands onderdaan. De enige die boven hem staat is God. Alleen daarom dient hij in vreugde alle mensen. Zo gaat dat als je Gods genade hebt ervaren. Het zal niet toevallig zijn dat ook het boekje waarvan deze zinnen een echo zijn, eind 1520 is verschenen: Von der Freiheit eines Christenmenschen. Op grond van de bijbel voelt hij zich geroepen en vrij om – na de vaststelling van het totale failliet van wat zich tot op heden ‘kerk’ noemt, maar het dus niet is – te gaan bouwen aan de echte kerk. Daar zal slechts één bron van gezag gelden: de bijbel. Al deze elementen zijn op bijzonder fraaie wijze door Luther samengebracht in de laatste passage van zijn beroemde apologie op de Rijksdag van Worms in 1521. Hij richt zich daar tot de keizer en de verenigde vorsten van het Heilige Duitse Rijk en zegt:

U vraagt mij kort en duidelijk antwoord te geven of ik mijn boeken wil herroepen. Welnu, als u mij niet kunt overtuigen met getuigenissen uit de heilige schrift of met glasheldere argumenten (ratione evidente) kan ik dat niet doen. Immers op de paus en de concilies kun je niet bouwen, want die hebben zich al vaak vergist en zichzelf tegengesproken. Daarom blijf ik vasthouden aan de schriftplaatsen die ik eerder heb aangevoerd. Mijn geweten (conscientia) is gevangen in die woorden van God. Daarom kan ik en wil ik niets herroepen, want tegen het geweten in handelen is schadelijk voor je ziel en daarmee maak je jezelf kapot. [Hier sta ik, ik kan niet anders]. God helpe mij.4

Sola Scriptura

De bijbel is de materiële bron (daar staat alles in), de menselijke ratio is het middel waarmee je die ‘data’ moet verwerken en omzetten in een consistente leer. Eens je dat naar eer en geweten gedaan hebt, dan is het resultaat geldig en verplichtend. Dan is dat de waarheid. Dan geldt: ‘zo spreekt God tot ons’. Dat woord bindt iedereen die het hoort. Luthers verwijzing naar ‘het geweten’ is vaak opgevat als een pleidooi voor ‘vrijheid van geweten’, maar dat is in elk geval niet wat Luther hier bedoelt. Zijn geweten is gevangen in Gods Woord (conscientia capta in verbis Dei). Die zin duidt op het existentiële en onontkoombare gezag dat de bijbeltekst krijgt, eens die tot spreken is gebracht. Nu ken je de waarheid samen met God (con-scientia). Nu zit je er dus aan vast. Bevrijdend (Turmerlebnis), maar ook verplichtend (Worms). Wat deze passage ook laat zien, of beter veronderstelt, is dat Luther er vast op vertrouwt dat die objectieve waarheid bestaat en gevonden kan worden, door grondige bijbelonderzoek. Liefst in team, met woord en wederwoord, wil hij op zoek gaan naar wat God zegt. Zijn verwachtingen in de nieuwe bijbelwetenschap zijn hoog gespannen. Ze zullen Gods tot spreken brengen. Theologie is en blijft voor Luther de hoogste wetenschap en stelt navenante eisen aan de beoefenaars.

Tot zover Luthers verhaal over hoe het begon en waar het volgens hem op aankomt. Dit is ook niet ‘het’ verhaal van ‘de’ Reformatie, dat bestaat niet. Het is echter wel Luthers eigen verhaal. Zo heeft hij die veelbewogen periode in zijn leven ‘verteld’, dat wil zeggen zin en samenhang gegeven. Dit is zijn ‘framing’. De bijbel – zo is hem in 1520 voorgoed duidelijk geworden – is de enige grond en maatstaf om te oordelen over wat er in een mensenleven voorvalt. Maakt niet uit of dat leven zich in de kerk of de wereld afspeelt. De teksten in dat boek redden niet alleen de ziel van het verderf (existentieel), maar leggen ook een fundament onder de samenleving (sociaal, politiek). En voor Luther is wat er uit die bijbel tevoorschijn komt, geen subjectieve zaak, maar de objectieve waarheid. Hij daagt voortdurend zijn tegenstanders uit om te debatteren, om te komen met gegevens uit de bijbel en die zo te ordenen met behulp van de rede, dat ze hem zullen overtuigen. Indien men daarin niet slaagt, dan kan hij niet anders dan zij standpunten voor waarheid houden. Dat even later de profeten van Zwickau, de Wederdopers, en de Duitse boeren zich met beroep op diezelfde bijbel en onder verwijzing naar Luthers ‘vrijheid van een christenmens’ tot heel andere conclusies komen, kan zijn vertrouwen in zijn eigen ontdekking niet aan het wankelen brengen. Ze hebben niet goed genoeg gelezen, of het verkeerd begrepen. Hij is altijd bereid om hen te laten zien wat er echt staat en voor te doen hoe je dat dan moet interpreteren, d.w.z. hoe de Schrift zelf het volgens Luther uitlegt. Dat het toevallig altijd Luther is die de eigenlijke Schriftzin beter kan weergeven dan ieder ander, heeft hij zelf blijkbaar niet als problematisch ervaren. Hij had gewoon altijd gelijk, vond hij. Zijn collega reformator, Huldrych Zwingli van Zürich, zelf een excellent bijbelkenner, bestempelde hij op een topconferentie van Hervormingsgezinde leiders uit de Duitse en Zwitserse gebieden (Marburg, 1529) als een stompzinnige en een gevaarlijke ketter, om de simpele reden dat Zwingli niet wilde meegaan in zijn discours over de betekenis van ‘brood en wijn’ bij de communie. Op een gegeven moment moet Zwingli vertwijfeld hebben uitgeroepen: ’Maar broeder Martin, moet dan altijd alles precies gaan zoals jij het wil !’ (Pettegree 2015, 250). Luther had er duidelijk moeite mee de vrijheid die hij voor zichzelf had opgeëist, ook aan anderen te gunnen. Zijn wereldvisie, levensbeschouwing en theologie, gevormd onder grote externe druk, was al snel gestold tot een absolute zekerheid: God had hem gekozen als instrument om de kerk van Christus vorm te geven. Op grond van de verworven inzichten zal hij nadat hij uit de kerk (die de kerk dus niet was) gezet is, al zijn energie schenken aan de opbouw van de kerk, die wel de naam kerk waardig zou zijn. Wie met hem mee wilde doen, was zijn vriend; Wie obstructie pleegde, die zou zich maar beter vast voorbereiden op Gods oordeel.

De schrift tegenover de kerk

De gevolgen van deze concentratie op de bijbel zijn enorm. Ze worden pas gaandeweg de zestiende eeuw duidelijk. Ik houd er niet van om te snel het woord ‘paradigma-verschuiving’ te gebruiken, maar ik denk dat dit hier toch wel toepasselijk is. Niet alleen de kerk, maar ook de samenleving geraakt erdoor in een crisis die ze maar niet opgelost krijgt. Een reeks van godsdienst-gerelateerde conflicten barst los, die al snel escaleren tot openlijke oorlogen. De Duitse gebieden, de Nederlanden, Frankrijk. Met de nodige tussenpozen krijgt in de zestiende eeuw elk zijn deel. In de zeventiende eeuw wordt vervolgens heel Centraal Europa meegesleurd in de 30-jarige oorlog, die pas in 1648 kan worden gepacificeerd. Onderwijl raakt ook Engeland, na de reeds zeer bloedige koerswijzigingen in de zestiende eeuw, vanaf 1640 verstrikt in een bloedige burgeroorlog (Puriteinen vs. Charles I). Nooit eerder in de geschiedenis van Europa was er op zo’n grote schaal, zo bloedig en zo fanatiek oorlog gevoerd, waarbij ook – niet alleen natuurlijk – de zaak van de christelijke religie een beslissende rol speelde.

Dat is eigenlijk verwonderlijk. Hoe kan tekstinterpretatie zulke dramatische gevolgen hebben? Daar is duidelijk meer aan de hand dan een uit de hand gelopen filologisch debat. Het antwoord zit ‘m in de status die aan die tekst wordt toegeschreven. Voor alle participanten is de bijbel niet zomaar een boek, maar ‘Gods Woord’. Het lijken gewone verhalen, spreukenverzamelingen, gedichten, wetboeken en brieven, maar dat is niet zo. Dat is een optische illusie. Die teksten zijn media, waardoor God ons dingen wil duidelijk maken, ons wil onderwijzen. Dat kan gaan over alles, over het geloof, de moraal, maar dat kan ook dienen voor aanbidding en contemplatie. Dit waren alle betrokkenen met elkaar eens. Wat nieuw is bij Luther is dat hij dit boek uit de traditie van de kerk licht waarbinnen het is overgeleverd en waarbinnen het werd geïnterpreteerd, en het vervolgens tegenover de kerkelijke Traditie (met een hoofdletter, aanduidend de tweede ‘bron des geloofs’ (Mechelse catechismus, vr/antw 11-13) zet, terwijl hij de status van het boek nasvenant verhoogt. Luther stelt dat alles in de kerk mensenwerk is (theologie, liturgie, organisatie, kerkorde etc.) behalve dat boek. Dat is Gods werk, en alléén dat. Doorheen dat medium neemt God zelf het woord en richt zich live tot de nu levende mens. Dat het Gods Woord wordt genoemd, is voor Luther dus geen plechtige frase, maar de aanduiding van een realiteit. Hiermee is wat de bijbel zegt niet meer van relatief belang voor de kerk (ingebed in een uitlegtraditie), maar funderend voor de kerk zelf. Luther verhoogde de inzet rond de bijbelse exegese dus aanzienlijk. De genealogie van dit inzicht, hebben we hierboven beschreven.

Voor Luther het woord nam was het evenwicht tussen Bijbel en Traditie al aan het schuiven gegaan. De humanisten waren begonnen de bijbelse teksten zelf te lezen, en liefst in originelere versies dan de officiële kerkelijke (de Vulgata). Ze lazen ze met nieuwe ogen, geschoold als ze waren in de taalkundige benadering van andere klassieke teksten. Ze gaven de bijbeltekst vervolgens ook uit (NT, Erasmus, 1516), maakten nieuwe vertalingen, schreven er commentaren bij en geraakten onder de indruk van die teksten. Dat heb je soms als gaat lezen en wilt weten wat er nu precies staat en wat dat betekent. Daarbij konden ze er niet omheen dat er toch wel een heel grote discrepantie was tussen leven en werk van Jezus, de eenvoudige rabbi van Nazareth, en de levensstijl en boodschap die die officiële kerk uitdroeg. Erasmus en zijn Franse evenknie Lefèvre d’Etaples hadden van de reactivering van de bijbelse geschriften niet minder hoge verwachtingen dan Luther: een vernieuwing van kerk en samenleving. Deze teksten zouden het doen (bijbel). Alle wetenschappelijke kennis en middelen werden daarvoor ingezet (ratio) en dan zou ieder mens moeten toegeven: Ja, zo is het. Nu is het duidelijk wat God wil. Ben ik het met hem eens  (con-scientia). Maar waar Luther na enkele hevige botsingen al snel besloot de hele kerkelijke traditie van een vraagteken te voorzien en even later de kerk haar ‘kerk-zijn’ af te strijden, bleef iemand als Erasmus binnen de kaders van de traditie en – ondanks grote tegenwerking, en knallende ruzies – bleef hij hopen op een geleidelijke hervorming van binnenuit. Eens echter de radicalen de wind in de zeilen hebben – en naast Erasmus is Luther radicaal – kunnen de gematigden het wel vergeten. Het gevolg van het doorzetten van de Reformatie à la Luther, is dat die andere pogingen tot reformatie van binnenuit vaak een stille dood stierven.

Zich sluitende religieuze identiteiten

Doordat Luther de bijbel in het centrum van de kerkelijke aandacht plaatste, het gezag van de bijbel opwaardeerde tot quasi goddelijke status en met dat boek in de hand het hele instituut ‘kerk’  kritisch ging bekijken, begonnen de panelen van de christelijke religie te schuiven. Plots moest je om christen te zijn, lezen, lezen, en nog eens lezen in het bronboek van de kerk. Dat zal je redden, niet de priester met zijn sacrament. De belofte was: door de woorden uit dat boek op je te laten inwerken, zal God zelf tot jouw hart spreken en je aanraken. De bijbel is het materiële medium van Gods spreken, het geloof is dan het instrumentele medium waardoor de vonk kan overspringen (fides qua). Geloven wordt iets persoonlijks, iets existentieels. Dit klinkt zo normaal, dat we enkel door deze historische oefening te doen, beseffen dat dit nieuw is. Vrome monniken en andere religieuze professionals zullen het op zich wel herkend hebben, maar nu wordt dit samenlevingswijd de norm. De boutade dat Luther nooit het klooster verlaten heeft, maar gewoon de hele wereld onder de regel des geloofs van het klooster heeft gesteld, vindt hier z’n rechtvaardiging. De eisen die vroeger enkel aan de clerus werden gesteld, worden nu algemeen. Ieder mens moet met z’n geloof bezig zijn. Ieder mens moet met de bijbel in contact komen. Ieder mens moet ook een besef hebben van wat hij gelooft. De andere kant van deze doorbraak, en tegelijk de voorwaarde dat deze revolutie kan slagen, is dat de bijbel ook echt alles wat er in de wereld en het leven gebeurt, helder belicht, beoordeelt en op een niet mis te verstane manier aanwijzingen geeft hoe dat dan te organiseren. Zoals gezegd, was Luther daar in principe van overtuigd, en velen met hem: er zou objectieve waarheid gevonden worden. Bij Luther is de concrete uitwerking van dit inzicht een tweede stap, die hij niet altijd even graag zet, zeker niet als het de moraal aanbelangt. Hij heeft door zijn monniksopvoeding een bijna fysieke afkeer overgehouden als het op ‘verplichtende formuleringen’ (wetten) aankomt. Hij neemt die taak op zich als hij daartoe uitgedaagd wordt, simpelweg omdat het vacuüm dat ontstaan is toen hij de kerk van Rome doodverklaarde, op- en ingevuld moest worden. Er dreigde namelijk anarchie, niet alleen hermeneutisch (in de uitleg van de bijbel), maar ook maatschappelijk. Wie aan religie raakt, raakt aan de samenleving. Zo bouwt hij niet systematisch gepland, maar wel consequent langzaam een hele nieuwe kerk op met de stukken brokken van de kerk die hij opgeblazen heeft. De deconstructie en de (re)constructie geschieden beide op basis van het boek, tenminste, dat dacht, dat claimde Luther. In werkelijkheid kwam er natuurlijk veel meer bij kijken, want lezen en interpreteren is geen ‘objectieve’ bezigheid en geschiedt nooit in het luchtledige, zeker niet als het een boek betreft waarin al zoveel is geïnvesteerd en waarvan zoveel van afhangt als van een ‘heilig boek’. Wie denkt dat hij dat ‘onbevooroordeeld’ kan, houdt zichzelf voor de gek. En dit is exponentieel waar als op de uitleg van dat boek ook nog een publieke organisatie als de kerk moet worden gebouwd. Omdat religie zich niet afspeelt in niemandsland, maar in de samenleving van concrete mensen, is de uitleg van de bijbel (als over meer gaat dan theoretische theologisch bespiegelingen, maar zelfs dan!) verknoopt met politieke, sociale en culturele realiteiten. En zal die uitleg daar zeker door beïnvloed worden.


© Dick Wursten: fair use policy: d.w.z. alle gebruik toegestaan mits vermelding van de bron.


Voetnoten

  1. Assertio omnium articulorum M. Lutheri per bullam Leonis X. novissimam damnatorum, 1520.
  2. “… per sese certissima, facillissima, apertissima sui ipsius interpres, omnium omnia probans, iudicans, et illuminans”. WA 7, p. 97.
  3. WA 7, 317 (Grund und Ursach, Duitse versie van de Assertio): Es muss yhe die heilige Schrifft klerer, leichter unnd gewisser sein, den aller anderere schrifft. Syntemal, alle lerer, yhre rede, durch die selben alsz durch klere rund bestendiger schrifft, beweren, unnd wollen yhre schrifft, durch sie befestiget unnd vorkleret haben, szo mag yhe niemand ein tunckel rede durch ein mehr tunckel rede betweissen, der halbben uns die not dringt mit aller lerer schrifft, yn die Biblien zulauffen und alda gericht und urteil uber sie holen, den sie ist allein der recht lehenherr und meister uber alle schrifft unnd lere auff erden. So aber das niet sein sol, was sol uns die Schrift? Szo mehr vorwerffen wir sie, und lassen unsz genugen an menschen bucher und lerer. (Ed. Wittenberg, a iv- verso (p.8)
  4. Nisi convictus fuero testimoniis scripturarum, aut ratione evidente (nam necque Papae necque Conciliis solis credo, cum constet eos errasse saepius, et sibi ipsiis contradixisse) victus sum scripturis a me adductis, captaque conscientia in verbis Dei, revocare necque possum, necque volo quicquam. Cum contra conscientia agere neque tutum, neque integrum. Meer info over deze passage op mijn Luthersite.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy