De godsdienstwetenschappelijke blik

Rond ca. 1600 begint de nieuwsgierige mens eigenlijk voor het eerst systematisch kritisch naar alle delen van de werkelijkheid te kijken. En – in de wereld der geletterden kan het niet anders dat men ook de godsdienst van de mens met die blik begint te zien. Mensen als Isaac Cassaubon en Justus Scaliger (om me tot twee grote namen te beperken) openden met hun filologisch historisch-kritisch onderzoek van klassieke teksten (die ze uitgaven, annoteerden en becommentarieerden) de weg om ook andere oude teksten, inclusief de christelijke bronteksten, op zo’n open wijze te gaan lezen. Ze deden dat niet zozeer om iets te bewijzen, maar uit een soort nieuwsgierigheid naar wat die teksten nu eigenlijk zeggen, als je ze niet te snel in de rede valt met wat je denkt dat er staat of met dat wat men altijd gezegd heeft dat er bedoeld wordt.

Heilige teksten ‘gewoon’ lezen

Men begint er gevoel voor te krijgen om teksten te laten uitspreken, en dan vooral binnen hun eigen context, tekstueel en historisch. Er heerst het besef dat je ze zo meer recht doet dan ze koste wat kost binnen een betekenissysteem te houden. Voor klassieke auteurs kon men dat gerust publiceren, maar als het de Bijbel betrof was dat nog niet vanzelfsprekend. Automatisch valt hier dan de naam van Baruch de Spinoza, maar je kunt ook denken aan Richard Simon, priester en taalgeleerde, uitmuntend Hebraïst die in zijn Histoire critique du Vieux Testament enorme stappen zet in de richting van een nuchtere historische lezing van de Bijbel, waarbij hij alle verhalen in zijn context plaatst, als het ware de oogst binnenhalend van de hoge vlucht die de filologie in de zestiende eeuw had genomen. Typisch voor hem, is dat hij halt houdt bij de filologie en de theologie intact laat. Dat kan hij als rooms-katholiek ook doen. In tegenstelling tot protestantse theologen is voor hem immers de bijbel enkel een illustratie van de eeuwige ware leer, niet vindplaats en toetssteen. Maar onderwijl is hij wel echt geïnteresseerd in de Joodse religie as such en – ook belangrijk – niet alleen zoals hij die in de Bijbel aantreft maar ook zoals die zich verder ontwikkeld heeft in het Rabbijnse Jodendom tot in zijn tijd. Hij verzorgt bijv. een Franse vertaling van het zestiende eeuwse geschrift Historia degli riti hebraici van de Venetiaanse rabbijn Leone Modena en laat de wereld zo kennismaken met het Jodendom als een levende godsdienst. Naast deze filologische activiteit (gericht op de klassieke oudheid en later ook de Bijbel zelf) probeerden anderen ook alle informatie die er uit alle windstreken van de aarde over religieuze gebruiken en gewoonten binnenstroomde zo ordelijk mogelijk weer te geven en te analyseren. Ook hier is het nieuwe na grofweg 1600 dat men zich bij de beschrijving ontdoet van de klassieke denkpatronen en voorgeschreven schema’s waarbinnen men geacht werd al die verschijnselen te interpreteren.

Godsdienst, religies: wat is religie eigenlijk?

Een voorbeeld van een ordening van alle kennis over andermans religieuze gebruiken, maar dan nog helemaal binnen de klassieke kaders, is Jacob Böhme’s boek met de titel Mores, leges, et ritus omnium gentium (gewoontes, wetten en gebruiken (of riten) van alle volken) uit 1520. Het werk werd 47 maal herdrukt in de loop van de zestiende eeuw, en vertaald in het Italiaans, Engels, Frans, Duits en Spaans. Een bestseller dus. Het was een beschrijving van de hele toenmalige bekende wereld, een soort etnografisch compendium. Böhme had zijn kennis gehaald uit klassieke bronnen, middeleeuwse berichten en contemporaine reisverslagen, keurig ingedeeld volgens de drie werelddelen: Afrika, Azië en Europa. De toon en focus is opvallend anders dan in bijv. de vijftiende eeuwse Livres de Merveilles, waar rijp en groen, waarheid en leugen, zonder onderscheid en weging naast elkaar staan: alles is goed als het maar spectaculair is. Bij Böhme waait er een andere wind, heerst een tamelijk nuchtere geest. Bronnen moeten betrouwbaar zijn. Daarom worden veel Middeleeuwse legenden niet opgenomen en waagt hij zich nog niet aan de verhalen uit de Nieuwe Wereld. Die zijn nog te omstreden in 1520, vindt hij. Als Böhme in zijn boek niet-christelijke religieuze praktijken of opvattingen vermeldt, dan doet hij dat in beschrijvende zin. Zijn intellectuele nieuwsgierigheid is echt en hij kan ook zijn bewondering uitspreken voor bepaalde gebruiken. Zo waardeert hij expliciet hoe de ‘Saracenen en moslims’ heel zorgvuldig rechtspreken en nauwgezet de wet (sharia) toepassen. Maar tegelijk onderlijnt hij dat Mohammed natuurlijk een valse profeet is, en dat zijn volgelingen de aarstvijanden van het christelijk geloof zijn.1 De weergave van andermans religieuze gebruiken wordt dus wel beschrijvender, maar de waardering van andermans geloofsopvattingen verandert niet. Alles wat niet christelijk is, is afkeurenswaardig. Theologisch kijkt Böhme dus nog helemaal naar het verleden, maar hij is al verrassend objectief, nieuwsgierig, met zin voor realisme. Daarom is zijn boek jarenlang hèt etnografisch compendium geweest van de hele toenmalige wereld.

Picart’s Cérémonies et coutumes religieuses de tous les peuples du monde

Onvergelijkelijk anders is het twee eeuwen later, als we het zevendelige werk Cérémonies et coutumes religieuses de tous les peuples du monde opslaan. Dit kan met recht de eerste religieuze encyclopedie genoemd worden. De zeven delen verschenen tussen 1723 en 1737 in Amsterdam (J.F. Bernard), verluchtigd met de nog steeds zeer populaire gravures van de hand van Bernard Picart.2 En als we een eindpunt zouden willen aanduiden van de nieuwe benadering van religie die vanaf 1600 begint op te komen, zou men kunnen wijzen op het vierdelig encyclopedisch werk van Charles Dupuis, L’origine de tous les cultes, ou Religion Universelle (Paris, 1794). Dat dit werk verschijnt net nadat de Franse revolutie een eind gemaakt heeft aan het ancien régime, mag symbolisch genoemd worden. De christelijke god is van zijn voetstuk gevallen, en de kortstondige cultus van l‘Être suprème, het Opperwezen, de veronderstelde ‘universele religie’ uit de titel, is ook al weer voorbij. De verhouding tussen religie en maatschappij zal nooit meer dezelfde zijn als vroeger, maar bepaald helder is die ook niet. In deze verwarring gaat de ‘oude bedeling’ ten onder en wordt er naar een nieuwe verhouding gezocht. In de negentiende eeuw vindt vervolgens niet alleen de verwetenschappelijking van de godsdienstwetenschap plaats, maar steekt ook een meer literaire en romantische interesse de kop op (Schiller bijv.), op zich ook een interessant verschijnsel, maar dat laten we hier terzijde. Voor het religiebegrip van vandaag is de tamelijk descriptieve rationele en analytische benadering die in de zeventiendeen achttiende eeuw floreerde, van groter belang. Zij is ook de achtergrond van de term ‘religie’ in de wetteksten die als eerste de vrijheid van godsdienst probeerden vast te leggen (Preambule van de Amerikaanse grondwet, James Madison en Thomas Jefferson). Descartes, Locke, Leibniz en Franse philosophes als Diderot en Voltaire putten allemaal hun materiaal uit dit soort studies. Religie komt daarin aan bod in een combinatie van etnografische nieuwsgierigheid naar de veelheid (exotisme) en filosofische interesse in de ‘universele natuurlijke religie’ die ten grondslag zou liggen aan die bonte wereld van ‘cultes’, de dubbele insteek die ook in de titel van het werk van Dupuis is vervat.3 We herkennen in deze opvatting gemakkelijk de nog steeds zeer gangbare idee dat ‘alle godsdiensten in wezen toch op hetzelfde neerkomen, en dat de verschillen er dus eigenlijk niet echt toe doen’. Naar mijn mening een van de misverstanden die mede de impasse veroorzaakt waarin het debat over de plaats van de religies in de samenleving is terecht gekomen. Een typisch Westerse framing, ontstaan door de focus van de christelijke bril die men op had. Zo’n stelling neemt de veelkleurigheid van de beleving weg uit de religie en blokkeert een dieptepeiling van de fenomenen die wij voor het gemak subsumeren onder ‘religie’. Doen een gepassioneerde bedevaarder van de Madonna van Guadeloupe en een op hele noten psalmzingende gereformeerde eigenlijk ‘ten diepste’ hetzelfde? Als u dat denkt, zeg het dan in elk geval niet tegen deze mensen. En dan ben ik nog binnen de christelijke religie gebleven. Wie zegt dat chanten eigenlijk een vorm van bidden is? Enkel een westerling die niet weet hoe een Oosterse godsdienst ‘voelt’ kan zoiets oppervlakkigs zeggen. Ook is het maar de vraag of je ‘salat’ moet vertalen met ‘gebed’.

Voetnoten

  1. K. A. Vogel, “Cultural Variety in a Renaissance Perspective: Johannes Boemus on ‘The Manners, Laws, and Customs of All People’ (1520),” in Shifting Cultures: Interaction and Discourse in the Expansion of Europe, eds. Henriette Bugge and Joan Pau Rubies (Periplus Parerga, Bd. 4; Munster: LIT, 1995), 17-34.
  2. Volledige titel : Cérémonies et coutumes religieuses de tous les peuples du monde representées par des figures dessinées de la main de Bernard Picard: avec une explication historique, & quelques dissertations curieuses. In 1727 verscheen er al een Nederlandse editie en in 1733 (in London) een Engelse. De vermeerderde herdrukken volgen elkaar dan in snel tempo op. Gedigitaliseerd versie.
  3. Voor deze passage steun ik op m.n. Paul Hazard, The European Mind en Guy Stroumsa, A new science (zie ‘bronnen‘)

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy