Een ‘format’ van religie?

Bijna iedereen die moet definiëren wat religie is, zal – na enig zoeken – waarschijnlijk drie aspecten naar voren brengen:
1. een aantal geloofsopvattingen (set of beliefs, dogma’s)
2. een heilige tekst (of meerdere, de status kan verschillen)
3. persoonlijke beleving.
Wij hebben vaak niet door, dat dit een protestantse definitie van godsdienst is (begonnen bij Luther). We denken dat deze definitie algemeen van toepassing is op alles wat met religie te maken heeft. En zelfs als we in theorie weten dat dat eigenlijk niet zo is, dan nog bepaalt deze visie op religie onze perceptie (of niet-perceptie) van religieuze uitingen – vooral als die wat ver van ons af staan. De Hervormingsbeweging rond Luther mag dan niet geslaagd zijn in een reformatie van de ene kerk in een betere versie van zichzelf, maar is wel – per ongeluk – geslaagd in een reformat van het verschijnsel religie.

Consequenties van het nieuwe format van religie

Dit nieuwe format heeft een aantal consequenties die ik tenslotte nog eens oplijst. Allemaal hangen ze samen met de cruciale rol die de set of beliefs speelt binnen dit format. Het begrip beperkt onze waarneming van de werkelijkheid. Menselijke gedragingen die niet gebaseerd zijn op, of lijken voort te vloeien uit bepaalde geloofsovertuigingen, (h)erkennen we maar moeilijk als ook vormen van religie. We hebben graag dat men een set of beliefs presenteert om een ritueel te duiden. Dan kunnen we er tenminste ‘over praten’. Als iemand een kaarsje brandt in de kerk dan moet hij zeggen: ik doe dit omdat ik geloof dat… En als hij het zo gauw niet weet, dan zal hij wel een rationalisering verzinnen. Gewoon zeggen: ‘ik doe dat omdat het wel goed voelt, of omdat mijn moeder dat ook deed’, vinden we niet genoeg. Niet min of meer via standaardsjablonen gestoffeerde antwoorden, nemen we eigenlijk niet zo serieus. Daar moet gecatechiseerd worden. Of als het over een vreemde religie gaat, dan moet er een expert bijgehaald worden, die ons eens netjes uitlegt, waarom men in India eigenlijk zo massaal in de Ganges gaat baden. Ik vind dit een spijtige en zelfs gevaarlijke ontwikkeling, omdat explicitering van gedrag altijd secundair is en de afwezigheid van (of een onvermogen tot) een explicitering de waarachtigheid en het belang van dat gedrag niet mag bepalen. Waarom zouden alleen welbespraakte religies met uitgewerkte metafysica’s en dito moraalleren het woord ‘religie’ waardig zijn en onze aandacht verdienen? Ik vind dit spijtig, omdat hierdoor echt andere vormen van werkelijkheidsbeleving maar moeilijk hun eventuele positieve bijdrage aan de samenleving, kunnen leveren; en gevaarlijk omdat juist de welbespraakte religies hoge pretenties hebben. Zij claimen heel vaak ‘het te weten’ en omdat zij in hun argumentatie circulair zijn (zich baseren op een ‘heilig boek’ en dus op een logica die niet mededeelbaar is aan buitenstaanders), communiceert die kennis niet goed. Het westers-christelijke format van religie, dat door de protestantse reformatie dominant is geworden, bevat veel springstof, die in het verleden althans vaak olie op het vuur was van reeds aanwezige conflicten.

Van beiden (een spijtig en een gevaarlijk gevolg) een voorbeeld om dit hoofdstuk te besluiten.

Het westers-christelijke religiebegrip leidt tot tunnelvisie.

Het maakt ons blind voor een cultuur waar men de werkelijkheid heel anders beleefd dan wij dat doorgaans doen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Verre Oosten (India, China). Daar nemen de meeste mensen de wereld en zichzelf op een heel andere manier waar dan wij. Kort door de bocht: niet dualistisch (menselijk-goddelijk, sterfelijk-eeuwig, natuur-bovennatuur), maar holistisch (het goddelijke in alles, leven en dood zijn één). Als wij daarmee kennismaken, dan blijven we meestal hangen in een vrij oppervlakkige fascinatie voor het exotische en kleurrijke karakter van veel van de rituelen, gebouwen, afbeeldingen, maar verdwalen in de veelheid aan goden, godinnen, overleveringen. En als de heilige geschriften van wat we het hindoeïsme noemen dan ook vol staan met de meest fantastische en onderling tegenstrijdige verhalen, ja we er tevergeefs in zoeken naar een beetje systematisch uitgewerkte metafysica, dan krijgen we hoofdpijn en stoppen we met nadenken. Dat ‘het hindoeïsme’ helemaal niet bestaat, maar slechts een de verzamelnaam is die eind achttiende eeuw door westerlingen is gegeven aan alle, onderling zeer diverse, autochtone culturele, rituele, filosofische tradities die zij in India aantroffen, is op dit punt al veelzeggend. Blijkbaar laat de oosterse werkelijkheidsbeleving zich niet zo gemakkelijk onder brengen in ons format ‘religie’. En als we dat dan toch proberen, dan vertekent het format de werkelijkheid. Om nog eens een oosters fenomeen te nemen: Het Boeddhisme, dat geen godsdienst is en geen leer heeft (vraag maar na) kreeg in het Westen pas aandacht toen de leer van de Boeddha in de vorm van een catechismus in het Engels werd gepubliceerd (Henry S. Olcott, 1881). Men herkende nu opeens de vormkenmerken van wat men hier een religie (of een filosofie, daarover wordt dan gediscussieerd, maar dat hangt ook met de beperkte formattering samen) noemt. Door de catechismusvorm werd het Boeddhisme inpasbaar in ons mental frame en dus nemen we het serieus. Door deze formatting kan echter het ‘echt anders-zijn’ (de alteriteit) van andere religieuze uitingen gemakkelijk onder tafel verdwijnen. Veelzeggend in dit verband is dat het vaak Westerse ‘bekeerlingen’ zijn die die vertaalslag maken en dat heel vaak doen om te kunnen antwoorden op vragen van ‘de mensen hier’. De auteur van genoemde Boeddhistische catechismus was bijvoorbeeld een tot het Boeddhisme bekeerde protestantse legerofficier, jurist en journalist, tevens voorzitter van de theosofische vereniging. Hij is zich zelfs bewust van het feit dat hij het reële Boeddhimse onrecht doet door het een ‘religie’ te noemen. Hij meldt dit ook in een voetnoot in latere edities.1

In deze catechismus heeft de Boeddha overigens veel trekken van een empathische liberale vrijdenker, maar dit terzijde. En nog iets: In Sri Lanka veroorzaakte deze catechismus een heuse revival onder het Boeddhistische deel van de bevolking. Formatting in geestelijke zaken, kan blijkbaar ook geestelijke zaken formeren en misschien zelfs vanuit het niets in het aanzijn roepen. Het kan zeker bepaalde tendensen versterken, terwijl het andere wegmoffelt. Iets om goed over na te denken als we ‘religies’ (willen) reguleren.

theologische formattering van de ‘religieuze’ kwestie

Doordat de set of beliefs in dit format zo centraal staat, krijgt het maatschappelijk gesprek over religies al heel snel een ‘quasi-theologische’ kleur. Daardoor neemt het de vorm aan van een ‘debat’. Het gaat over opvattingen, ideeën, overtuigingen etc, die voor de ingroup even vanzelfsprekend correct zijn, als voor de outgroup willekeurig en niet overtuigend. Debat kan prima zijn, maar is niet de meest geschikte vorm om een empathische dialoog te voeren en mensen aan elkaar te binden. Hete hoofden, koude harten. In de zestiende en zeventiende zijn groepen mensen zo tegenover elkaar komen te staan en eens van elkaar verwijderd, lukte het niet meer om ze samen te krijgen. De mensen ontmoeten elkaar niet, maar de geloofssystemen botsen. Er komen twee op zich consistente sets of beliefs met elkaar in botsing. En er is geen common ground om het debat te beslechten. Theologen zijn apologeten. Zij organiseren de argumenten binnen het eigen geloofssysteem optimaal. Dit werkt bijzonder overtuigend voor degenen die de premissen aanvaarden. Alle anderen hebben vaak zoiets van ‘waar heeft hij het over?‘ of denkt: ‘Hoe kun je dat nou geloven’. Het onderscheid atheïst en aanhanger van een religie is slechts relatief, zoals Etienne Vermeersch terecht niet nalaat te onderstrepen. De atheïst verwerpt de rationaliteit van alle verhalen, de gelovige van alle verhalen minus 1 (het eigen verhaal). Een diepzinnige en fijnzinnige beschouwing over de goddelijke drie-eenheid kan heel sterke impact hebben op een christen, maar zegt een atheïst niets, irriteert een Jood mateloos en doet een moslim denken: shirk (afgoderij). Een rationeel debat (of beter: een debat met rationele argumenten) rond sets of beliefs werkt de vorming van mutually exclusive religious identities in de hand. Dat was in de zestiende eeuw zo, en er is geen reden om te denken dat dat in de 21ste eeuw anders zal zijn. Ook zullen de genuanceerden bij alle betrokken partijen al snel ingehaald worden door de hardliners, want hun verhaal is altijd strakker, zeker als er een heilig boek in het spel is. Een gematigde visie komt tot stand door iets van meerdere kanten tegelijk te bekijken (vermoeiend). Een heilige tekst tot spreken brengen door hem twee keer te contextualiseren (in de tijd van toen, en dan in de tijd van nu) vraagt een behoorlijk intellectuele inspanning, terwijl een fundamentalist gewoon kan zeggen: ’t staat er toch! We zijn wel vriendelijker geworden voor elkaar, maar wezenlijk is er niet veel veranderd sinds de zestiende Elkaar uitsluitende waarheidsclaims kunnen moeilijk rustig naast elkaar blijven bestaan, juist omdat die claims niet vrijblijvend zijn, maar ook over het geloof en het leven van de ander gaan. Er zitten niet mis te verstane waardeoordelen in elk geloofssysteem over degenen die niet binnen dat geloofssysteem vallen. Als die expliciet gemaakt worden (wat in een echte ontmoeting toch eens moet gebeuren), dan zal het zich wreken dat die set of beliefs eerst is uitgeroepen tot de essentie van de religie en dat de debatvorm gekozen is.

Mijns inziens is het dus niet wenselijk om in een plurale levensbeschouwelijke context de westerse articulatie van de menselijke religiositeit als mal (format) voor alle religies naar voren te schuiven. Daarmee krijgen theologisch systematisch uitgebouwde religies teveel aandacht, veroordeel je niet-leerstellig geïnteresseerde religies en anarchistische vormen van spiritualiteit tot een marginaal bestaan, en suggereer je dat interreligieuze ontmoeting moet gaan over geloofsovertuigingen. De religieuze impuls die de mens doorheen de tijd tot allerlei mooie en minder mooie daden heeft aangezet, is mijns inziens zoveel meer dan de ‘aanvaarding van een set of beliefs met bijbehorende leefregels (moraal en rituelen)’.

Ook vermoed ik dat het nog steeds voor de meeste mensen niet echt gaat om de leer op zich, maar om wat die leer ‘oplevert’ voor het leven. Ook bij confessionele christenen is het eerder de beleving die troost dan de gedachte. Het woord ‘levensbeschouwing’ dat tegenwoordig als koepelbegrip in zwang is (waar men dan onderscheidt tussen ‘met en zonder verwijzing naar god’) is veel te theoretisch. De menselijke vragen die aan bod komen in de meeste religies zijn veel concreter en de antwoorden veel meer primair, veel meer gevoelsmatig. Sterkt het mijn gemoed? Verschaft de rite of de spreuk mij troost? Voel ik grond onder de voeten? Ervaar ik verbondenheid met andere mensen? Krijg ik het idee dat het ergens om gaat in mijn leven ? Vind ik een plaats in de wereld? Geeft het een gevoel van richting aan het leven dat alle kanten opschiet? Biedt het tools om met mijn eigen sterfelijkheid om te gaan? Geeft het een handreiking om ook degenen die gestorven zijn niet helemaal kwijt te raken? Biedt het rituelen om je verwondering over het leven te vieren (bij geboorte, bij het vinden van een partner)?  Ik lijst nu maar op wat veel mensen met religie associëren, zonder enige claim op objectiviteit of volledigheid. Wat ik maar zeggen wil, is dat er volgens mij maar weinig mensen zijn die op zulk soort grote en klein levensvragen leerstellige correctheid eisen van het antwoord. Wat men verwacht is dat met dit soort vragen iets gedaan wordt dat ‘werkt’, dat niet zozeer het verstand, maar het gemoed overtuigt. Religie als onderdeel van de menselijke cultuur beweegt zich op het terrein van de stilering van het leven in het licht van de levensvragen (en dat hoeft geen hoofdletter te zijn). Van het segment van de mensheid, die daarvoor een strikte theoretische verantwoording eist, en die vervolgens de kennis daarvan essentieel vindt, zit vermoedelijk een relatief groot deel in de leiding van een kerk of is theoloog (of filosoof of ideoloog). Door de leer (set of beliefs) steeds maar weer op het voorplan te brengen, ontnemen we onszelf het zicht op veel dingen die op de achtergrond (ondergrond) spelen en waarvan ik vermoed dat ze eigenlijk veel belangrijker zijn voor de mensen dan of het nu precies zus of zo zit met de leer over het ambt/doop/genade/vasten/feesten of de explicitering waarom een rituele handeling zogezegd werkzaam is. Bijzaken zijn dat, letterlijk: ze zijn er later bijgekomen. Ik noemde religie uit het prae-Luther tijdperk een cumulatieve culturele traditie. Welnu, volgens mij is religie dat nog steeds. Een historisch gegroeid cultuurgoed. Degene die religie herleidt tot een leer die je moet aannemen, en die daarbij met geen woord rept over hoe die opvattingen verworteld zijn in de brede cultuur waarin de mens leeft en beweegt, maakt zich schuldig aan reductie. De kerk (dominante organisatievorm van een deel van de christelijke religie) beschreef ik als een levend organisme. Ook dat vind ik nog steeds een goede omschrijving, open genoeg om geen definitie te zijn. Het gaat om mensen die op weg zijn door het leven en daarin hun weg zoeken. Het institutionele (organisatie en verwoording van waarom men het doet en waarom zus en niet zo) is daar een onderdeel van, vast en zeker, maar meer ook niet. Religie is zo bezien een cultuuractiviteit bij uitnemendheid. Een mens is een mens juist omdat hij zichzelf altijd overstijgt. Bij de religieuze bijdrage hieraan verwijzen velen – niet allen – naar een ‘meer dan gewone’ actor, in het Westen meestal God genaamd. Punt. De explicitering van dat aspect, God, wat men daarmee dan precies bedoelt en hoe dat dan werkt hoort er ook bij, zeker, maar mag niet alle aandacht naar zich toetrekken. Theologie is een religieuze activiteit van de tweede orde. Het is een talige articulatie van een menselijke beleving. Het mag het zicht op de beleving zelf niet ontnemen. Het is zelf een onderdeel van wat religie als cumulatieve culturele traditie heeft voortgebracht.

Gevaarlijke gevolgen?

Als religie, cultuur en samenleving één geheel vormen, dan heeft een re-format van het religiebegrip ingrijpende gevolgen voor de zelfbeleving van de mens en de samenleving..

The body social, the body politic, and the body religious are still so closely intertwined as to be inseparable. Ik haalde deze fraaie zin van Barbara Dieffendorf al eerder aan, en herhaal ze nu, omdat ze zo waar is. En ze geldt ook nog als the body religious gekenmerkt wordt door hyperdiversiteit. Dat kan niet anders dan spanning teweegbrengen in the body social, het weefsel van de samenleving, en in the body politic, de diverse instellingen van het burgerlijk bestuur. Hoog tijd dus om de manier waarop de religieuze pluraliteit in onze samenleving wordt gekaderd en gemanaged, eens van naderbij te bekijken. Is er een format dat aan de genoemde pluraliteit recht doet en tegelijk het samenleven en de politiek niet hypothekeert? Het westers-christelijke religiebegrip voldoet naar mijn aanvoelen dus niet aan deze criteria, integendeel: het gooit makkelijk olie op het vuur omdat het de identiteiten versterkt en het gesprek opvat als een debat.

Om hier verder te komen, halen we ook de inzichten die het eerste deel ons heeft opgeleverd, er weer bij. Religieuze uitingen en lokale cultuur waren als broer en zus, zagen we daar. De etnografie en godsdienstwetenschap zijn tegelijk geboren, quasi een eeneiige tweeling. In de reflectie daarop zagen we dat er een idee begon rond te spoken waarin het bestaan van een ‘algemene natuurlijke religie’ werd verondersteld. Deze zou ten grondslag liggen aan alle religieuze verschijningsvormen. Bewust en onbewust heeft deze gedachte een grote rol gespeeld toen men meende dat vrijheid van godsdienst (naast elkaar bestaan van verschillende religies in één samenleving) mogelijk en wenselijk zou zijn. Door dit idee te combineren met het format ‘religie als set of beliefs met bijbehorende gedragsregels’ heeft men de spanningen tussen de diverse religieuze instituten geregeld door  de godsdienstvrijheid in juridische kaders vast te leggen. Een enorme verbetering was dat na de godsdienstoorlogen en de niet aflatende godsdiensttwisten in de Westerse wereld. Anderzijds is die vrijheid hierdoor zo eenzijdig gedefinieerd. Het gebruikte format voor ‘religie’ is het Westerse, d.w.z. het zicht beperkende idee dat het in religie gaat om een set of beliefs etc. Alle andere vormen van religieuze creativiteit zijn ‘onzichtbaar’ binnen dit kader en worden dus niet beschermd. Hierdoor is de religieuze creativiteit van de mens verworden tot leerstellige droogzwemmerij en institutionele systeemdwang. Om dat helder te kunnen zien, zullen we moeten terugkeren in de tijd, naar het eind van de achttiende eeuw, toen de idee van de vrijheid van godsdienst opdook in diverse verklaringen over de ‘onvervreemdbare rechten van de mens’. Als je als wetgever [god] tussen haakjes wilt zetten en tegelijk de mensen niet wilt betuttelen, dan moet je wel zorgen dat je het goed doet.

Voetnoten

  1. zie hiervoor de toelichting bij de PDF-versie van deze catechismus in een aparte post elders op deze website.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy