3 Philadelphia, William Penn en de Quakers

Philadelphia a holy experiment by William Penn

“Aan boord bestond mijn gezelschap uit mensen van allerlei slag. Er was een arts met vrouw en acht kinderen, een Franse kapitein, een Nederlandse banketbakker, verder een apotheker, een glasblazer, een metselaar, een smid, een wagenmaker, een schrijnwerker, een kuiper, een hoedenmaker, een schoenmaker, een kleermaker, een hovenier, en boeren, naaisters, enz., allen samen waren we met ongeveer 80 personen, de bemanning niet meegeteld. Ze waren niet alleen verschillend in leeftijd (de oudste vrouw was 60, en het jongste kind nog maar 12 weken) en beroep, zoals ik al heb aangegeven, maar ook zo verschillend in godsdiensten en levensstijl ([Religionen und Wandels], dat ik het niet ongepast vind om het schip dat hen hierheen heeft gevoerd met de ark van Noach te vergelijken, zij het dan dat zich daarin meer onreine dan reine (met verstand begiftigde) dieren bevonden. Bij mijn medereizigers zijn er die bij de roomse, de lutherse, de calvinistische, de anabaptistische, en de Engelse kerk horen, en slechts één Quaker.”  1

Zo beschrijft de Duitse jurist Franz Daniel Pastorius zijn overtocht van Europa naar Amerika in 1683. Het verslag is bedoeld voor zijn in Duitsland achtergebleven familie, vrienden en bovenal voor de ‘Frankfurter Land Compagnie’, in opdracht waarvan hij een stuk grond heeft gekocht om een nieuwe gemeenschap te stichten. De verkoper van dienst is William Penn, Quaker en sinds kort gouverneur en eigenaar van een immens gebied in de Nieuwe Wereld, bosrijk, maar vruchtbaar. Over hem zo dadelijk meer. Eerst iets over het beeld dat Pastorius gebruikt om de religieuze mix van emigranten aan boord van het schip te beschrijven. Het is als de ark van Noach. Daar werd van de levende wezens op aarde één specimen (m. en v.) gered, om – eens de zondvloed voorbij – opnieuw te kunnen beginnen, als ware het dag één van de schepping. Zo zitten op deze boot mensen van allerlei komaf, diverse stielen, en vooral van alle mogelijke denominaties (Religionen schrijft Pastorius), zelfs een katholiek. Ze leven vreedzaam samen op de boot en hopen allemaal dat ze, eens aangekomen op de bestemming (i.c. Philadelphia) aan de opbouw van een nieuw leven kunnen beginnen.2 In een later rapport geeft Pastorius een korte impressie van hoe het kerkelijk leven in Pennsylvania er ongeveer uitzag. Hij schetst een beeld dat ons nu heel vertrouwd voorkomt, maar toen uniek moet zijn geweest. Eerst noemt hij de Indianen. Die hebben ‘geen geloofsartikelen’ zegt Pastorius, enkel tradities en gebruiken die ze ook aan hun kinderen doorgeven. Hij ziet er in weinig kwaad in, hoewel een bredere onderrichting in de christelijke leer hen misschien vooruit zou helpen. Verder weet hij van twee calvinistische kerken, eentje voor de Hollanders, de andere voor de Engelsen. Verder noteert hij dat de Quakers in Philadelphia ‘bekend zijn bij William Penn’. Die hebben geen strikte organisatie. Daarover kan hij dus verder niet veel zeggen. Dan zijn er Zweden en ‘Hoog-Duitsers’, die zijn ‘Evangelisch’ (Luthers dus) en hebben een eigen voorganger, Fabricius geheten, van wie hij  ‘tot z’n spijt moet melden dat die de drank zeer genegen is, maar voor de nood van de innerlijke mens geen oog heeft’. Zelf heeft hij ervoor gezorgd dat er in het Duitse ministadje, Germantown, er inmiddels ook een klein kerkje is gebouwd, maar hij hecht weinig waarde aan de uiterlijkheden. Het gaat immers om de mensen, die de echte bouwstenen zijn van de kerk. Hij besluit met de oproep aan predikanten in het thuisland om te overwegen om de oversteek te wagen. Ze zouden dan wel meer gericht moeten zijn op de ‘theologia interna’ dan op uiterlijke zaken.3

De ontvangers van deze berichten in de regio rond Frankfurt zullen jaloers geweest zijn. Dat dàt kon, dat deze groepen mensen gewoon vreedzaam naast elkaar konden leven! En dat de baas van dat land, i.c. William Penn, dat allemaal maar gewoon toeliet, ja er zelfs fier op was. Hoe anders was het op dat moment in de Duitse gebieden. De Lutherse kerk – de enige die toegelaten was – werd op dat moment verscheurd door een strijd tussen theologen van ‘orthodoxe en piëtistische’ strekking. En als ik u dan vertel dat Philipp Jacob Spener, de toptheoloog van de piëtistische strekking, senior Pastor van de kerk van Frankfurt was, dan weet u genoeg. Dat was ook de redendat Pastorius naar Amerika was getrokken in 1683. Veel piëtisten hadden gehoopt dat op de ‘reformatie van de leer’ ook een ‘nadere reformatie’, namelijk die van het hart zou volgen. Zij verlangden naar een meer mystieke, innige, collegiale versie van de eredienst. Ze stootten op veel weerstand uit orthodoxe hoek, en eigen initiatieven (samenkomen in groepen) werden argwanend bekeken. Precies daarom hadden enkelen onder hen een ‘Land Compagnie’ opgericht en Pastorius op prospectie naar Amerika gestuurd om een stuk grond te kopen. Daar konden dan degenen die weg wilden uit die verstikkende kerkelijke sfeer van West-Europa, een stukje grond leasen, om een nieuw leven uit te bouwen. Het was William Penn zelf, die het zaad voor deze migratie had gezaaid, toen hij enkele jaren eerder op rondreis door Europa was getrokken en daarbij ook Holland, de streek rond Krefeld en Frankfurt had bezocht.

William Penn

Penn is weer zo’n vreemde man, a-typisch binnen het milieu dat hij vertegenwoordigt en groot maakt. Zelf behoorde hij tot de aristocratie van Engeland, zoon van een admiraal, persoonlijk bevriend met de koning en de kroonprins. Nochtans wordt hij het uithangbord van een beweging die absoluut niet uit de upperclass recruteerde, maar z’n grootste aanhang vond bij de ‘gewone hardwerkende man’. Het spreekt voor zich dat er in zijn levensloop ergens een breuk zal zijn, een ‘bekering’, die zoals zo vaak bij bekeringen nu ook weer niet helemaal uit de lucht kwam vallen. In zijn studentenjaren in Oxford had hij de Kerk van Engeland al vaarwel gezegd, waarop de universiteit hem uit de rollen had schrapt wegens ‘religieus nonconformisme’, en z’n vader hem bijna onterfd had. Na een ‘Europese tour’ waarbij hij in Saumur (Frankrijk) studeert, keert hij terug Engeland en kruist het pad van een rondtrekkende prediker, Thomas Loe. Door diens toedoen besluit hij toe te treden tot de Society of Friends, beter bekend onder de naam ‘Quakers’. Dit waren mensen die stuk voor stuk geen enkele verwachting meer hadden van welke gevestigde kerk dan ook. Soms hadden ze het hele pad van Anglicaans, via Puriteins naar Baptist al bewandeld. Dit resulteerde in één van de meest onderschatte kerkelijke fenomenen in Europa: mensen die het ‘bij God’ niet meer weten en die of de lier aan de wilgen hangen of wanhopig blijven zoeken. In Engeland vinden deze teleurgestelden elkaar in losse groepen die zich, heel treffend, Seekers noemen. Ze verwachtten geen heil meer van enige externe vorm van godsdienstigheid. Ze zijn ‘separated’, ze staan buiten het kerkelijke circuit. Sacramenten, doopsel, de bijbel. Het zal allemaal wel, Been there, done that, en nog zit ik op m’n geestelijke honger. Als Seekers bijeen komen, zeggen ze niets. Ze wachten tot God zich zal openbaren. Soms heeft iemand het gevoel, van binnenuit, dat hij iets moet zeggen. Dan neemt hij (of zij) het woord. Zo hoopten ze dat God zich zou laten vinden. Langzaam groeit in deze beweging het besef dat ieder mens een ‘innerlijk licht’ heeft, en dat het dit innerlijk licht is dat de ziel van de mens met God verbindt, rechtstreeks. En dat dit licht z’n verlichtend werk eigenlijk prima kan doen zonder credo, zonder clerus, zonder sacramenten, ja, zonder kerk. Steeds vaker gebeurt het dat mensen tijdens bijeenkomsten het gevoel hebben dat God inderdaad iets tot hen (of beter: door hen) wil zeggen. Soms beginnen ze te trillen, zoals wel vaker het geval is bij grote emotionele spanning, die een uitlaatklep zoekt. Ze danken hun bijnaam eraan: Quakers. Ze ontwikkelen principieel geen geloofsleer. Een latere stroming binnen deze beweging begint zelfs spontaan te zingen. Daar ontwikkelt zich een rituele simultane dans. Zij heten de Shakers. Ze lezen wel graag in de bijbel, maar ook daar laat het innerlijk licht toe om selectief te zijn. Alle uitwendige vormgeving is pragmatisch en principieel provisorisch. Het gaat om het samenkomen, en daarbij gaat het altijd om gezamenlijke beleving en/of overleg, of ze zwijgen. Ze noemen zich de Society of Friends. De Quakers kennen een spectaculair succes in Engeland in de jaren 1650. In enkele jaren tijd groeit hun aantal tot meer dan 50.000. De Puriteinen kunnen er niet mee lachen. De Quakers worden vervolgd. Als in 1660 de koning terugkeert verandert er voor de Quakers niets behalve dat er nu een andere vervolger is en ze soms een cel delen met de voormalige vervolger (de Puriteinen). Ze kozen bewust voor een eenvoudige levensstijl, verder was het Jezus voor en Jezus na. Had Jezus gezegd dat je geen ‘eed moest zweren,  maar dat uw ja ja en uw nee nee moest zijn’, dan was dat zo. Voor de rechtbank weigerden ze de dus de eed af te leggen, met als gevolg dat ze in het gevang vlogen. Ook weigerden ze de ‘tienden’ te betalen (kerkbelasting voor een kerk die geen kerk is, waarom zou je dat doen?) en opnieuw belandden ze in het gevang. Ze weigerden de officiële kerkdienst bij te wonen: hup, naar de cel. Ze kwamen toch samen ondanks het verbod, in ‘t gevang, etc. En, nog wonderlijker, als ze gepakt, geslagen en vernederd werden, dan lieten ze dat over zich heen komen zonder verzet te bieden. Had Jezus niet ooit iets gezegd over het ‘toekeren van de andere wang’ en ‘wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan’? Ze werden van de weeromstuit dus pacifist. En het wordt nog gekker: Vrouwen waren ook door God geschapen en hun ondergeschiktheid aan de man was volgens één van de invloedrijkste Quakers, George Fox, niet iets wezenlijks, maar iets bijkomstigs, een gevolg van de zondeval. Die zonde was door Jezus uitgeboet. Ergo, de oorspronkelijke heerlijkheid van de vrouw is door Christus hersteld. Ook zij delen in het innerlijk licht, en participeren op gelijke voet met de mannen binnen de Quakergemeenschappen. Doordat Quakers de persoonlijke influistering van God geheel in de lijn zagen liggen van de geschreven neerslag van vroegere influisteringen, kenden ze een grote vrijmoedigheid in hun ‘Godtalk’. Naast de relatie met God die bij voorkeur heel persoonlijk en innig was, waren ze erg sociaal gericht. Ze moesten immers ook hun naasten liefhebben. Ze heten niet voor niets Society of Friends. Ze legden niemand qua geloof iets op, ookal probeerden ze natuurlijk wel iedereen te bekeren tot hun zienswijze. De kritiek op de gevestigde kerk in hun verkondiging liegt er niet om. Ze waren wel lief, maar bepaald niet neutraal. In 1666 voegt William Penn zich dus bij deze groep en wordt prompt hun top propagandist, vooral als hij, de vriend van de koning, wordt opgepakt tijdens een straatprediking in London en voor de rechter moet verschijnen. Zijn proces wordt een keerpunt in de appreciatie van de Quakers. Kalm en slim verdedigt Penn wat hij deed, waarom hij het deed en waarom de aanklacht tegen hem niet deugt. Een volksjury spreekt hem vrij, terwijl de rechter hem wilde laten veroordelen, een primeur in Europa. Voor het eerst beginnen ook juristen te twijfelen of ze wel goed bezig zijn. In 1776 trekt hij door Holland en Duitsland om op zoveel plaatsen ‘zijn innerlijk licht’ te laten schijnen en dat bij anderen te ontsteken, of minder patriarchaal: zich samen te koesteren in elkanders innerlijk licht. Hij bezoekt de baptisten in Krefeld, de piëtisten in Frankfurt en trekt speciaal tijd uit om de Labadisten in Friesland te bezoeken. Hij wil namelijk per se Anna Maria van Schuurman spreken, de intelligentste vrouw van West-Europa, die zich had teruggetrokken uit de wereld en in Wieuwerd in een commune woonde. Wat al deze verschillende mensen met elkaar gemeen hebben is dat ze zich afgescheiden hebben van de standaardkerk en daarmee dus ook deels buiten het gewone leven zijn komen te staan. Tijdens deze pastorale propagandareis van William Penn wordt de kiem gelegd voor de overtocht van Pastorius en de zijnen vanuit Frankfurt en Krefeld in 1683, waarmee ik dit hoofdstuk begon.

Philadelphia

Omdat het al snel duidelijk is dat de Quakers ‘unwanted’ zijn in Engeland, trekken velen naar de Nieuwe Wereld. Daar hopen ze de vrijheid te vinden om hun ‘innerlijk licht’ te laten stralen voor de mensen, of om de andere mensen te helpen ook hun ‘innerlijk licht’ te vinden. In onbevolkte gebieden of nog niet echt gesettlede streken lukt dat prima (bijv. in New York e.o.), maar als ze in gebieden komen met Puriteins bestuur, merken ze dat de Nieuwe Wereld daar een doorslagje is van de oude. De doodstraf wordt er zelfs nog sneller uitgesproken dan in het thuisland, en soms zelfs voltrokken. Dan zijn ze in Rhode Island een stuk beter af. Roger Williams heet ze van harte welkom in zijn kolonie, ookal is hij het met hun opvattingen niet eens. Hij had trouwens wel iets van een seeker. Elders slagen ze er soms in om eigen nederzettingen te laten erkennen, maar ze krijgen pas echt de wind in de zeilen als William Penn met zijn ‘holy experiment’ begint. Door een omstandigheden krijgt hij namelijk zomaar een stuk Nieuwe Wereld in de schoot geworpen. De koning had namelijk nog een enorme schuld uitstaan bij Penn sr. In 1681 koopt Charles II die schuld in één keer af door de zoon een gigantisch gebied toe te wijzen dat tot dan toe nog niet in bezit was genomen. In het charter verwijst de koning naar Admiraal Penn en valt ook de term ‘sylvania’ (bosachtige gebied). De naam van de nieuwe kolonie is geboren: Pennsylvania. Even later krijgt Penn van de Duke of York er Delaware nog bij. Penn ontwerpt een grondwet, begeeft zich naar Amerika, onderhandelt met de daar woonachtige Indianen over hoe men de eigendomsrechten het best zal regelen, en laat landmeters alvast een gebied afpalen op een gunstig gelegen plek aan de rivier de Hudson. Daar zal hij Philadelphia laten bouwen. De frame of government die Penn ontwerpt is helemaal in de geest van de Quakers. In Pennsylvania zal – net als in Rhode Island – een totale vrijheid van geweten zijn. Wat de Indianen betreft, die worden niet enkel betaald en dan vervolgens genegeerd. Integendeel, in een reeks verdragen bouwt hij goede relaties op met de Lenni Lenape, zoals de voornaamste stam van de Indianen in die regio heten. En degenen die dat wensen kunnen ook met volledig burgerrecht meedoen met zijn project. Zijn visie op wat wetgeving moet zijn vat hij samen in één zin: “de machthebber mag nooit zo machtig worden, dat de wil van één mens het welzijn van een heel land zou kunnen belemmeren.” Teruggekeerd naar London, zet hij zijn al eerder begonnen campagne voor religieuze tolerantie voort, terwijl in Philadelphia zijn ‘heilig experiment’ op stoom begint te komen. En in tegenstelling tot Rhode Island schrijft Pennsylvania wel geschiedenis. Heel de wereld hoort ervan (Penn verzorgt zijn propaganda prima en heeft in Europa her en der ‘agents’ bij wie je opties kunt nemen op stukken grond). Vooral Duitsers vinden hun weg naar Pennsylvania. Nu is het een wijk in Philadelphia, maar rond 1700 was Germantown een begrip in Duitsland en Nederland. Franz Daniel Pastorius, die de prospectie had gedaan en de aankoop geregeld (hij was trouwens van opleiding jurist, en naast classicus ook een niet onverdienstelijke dichter), was er na de oprichting al snel tot burgemeester verkozen. Vooral baptisten (Mennonieten, maar bijv. ook de volgelingen van de Zwitserse Baptist Jacob Amman, de Amish) trokken erheen. Later vonden ook de Schwenckfelders (geestverwanten van de Quakers, wier oorsprong echter teruggaat naar de beginperiode van de Reformatie) er hun weg naartoe. Soms transplanteren ze hun eigen kerk naar den vreemde, soms sluiten ze zich aan bij een verwante kerk, heel vaak echter worden ze wat ‘diffuus’ in hun kerkelijke omlijning. Het bijzondere van Pennsylvania is dat qua organisatie alles mag, en niets hoeft. Ook de term ‘aangesloten bij’ verliest een deel van zijn betekenis. De harde gesloten groepsidentiteiten, duidelijk afgebakend en van elkaar onderscheiden, vervagen vanzelf in een land waar de wetgeving daar geen voor- of nadelen aan verbindt en je in plaats daarvan voortdurend op je persoonlijk engagement wordt aangesproken. Van Pastorius, die een Lutheraan was toen hij vertrok (met piëtistische en mystieke elementen) is er tot op de dag van vandaag onduidelijkheid over wat hij nu eigenlijk precies geloofde en bij welke kerk of gemeenschap hij zich had aangesloten. Onderwijl had hij wel het vertrouwen van iedereen en was hij jarenlang de burgemeester van Germantown. Hij zorgde ervoor dat het sociale leven draaide als een trein, deed aan pionierende land- en tuinbouw (wat in Philadelphia prima mogelijk was), hij probeerde Duitse wijnboeren te overtuigen om over te komen, richtte scholen op (schreef zelf de handboeken als het nodig was), stichtte culturele verenigingen, opende bibliotheken, ziekenhuizen en organiseerde armenzorg. Kortom: alles wat hij vond dat nodig was, zette hij op poten en nam het zelf ter hand als er (nog) niemand anders voor was. In zijn talrijke brieven aan het thuisfront, die natuurlijk ook dienden om nieuwe immigranten aan te trekken was hij eerlijk over de problemen en de gevaren (anders dan Penn bijv. die alles erg rooskleurig placht voor te stellen). Tegelijk stonden zijn brieven vol met praktische tips voor de overtocht, wat je moest meenemen, waarop je moest letten. En zijn beschrijvingen van het landschap, flora en fauna, de levensstijl van de Indianen, en niet te vergeten zijn enorme verzameling van ‘locale spreuken en gezegden’ zijn tot op vandaag een Fundgrube voor onderzoekers. Ook bij hem treffen we diezelfde inmiddels overbekende bijbelse retorica aan als hij mensen wil overtuigen om de overtocht te wagen. Wie niet bang is voor de ontberingen van de overtocht, zo schrijft hij, “kan in de naam van de Heer uit het Europese Babylon trekken; maar als hij vertrekt, moet hij het niet zo doen als de vrouw van Lot, die wel met de ‘voeten’ is vertrokken, maar die met haar hart en zinnen eigenlijk in Sodom is gebleven (letterlijk: achtergebleven bij de zo bequemliche Hausrath) en die daar naar omkeek, iets wat haar zoals u weet slecht bekomen is”.

Penn en Pastorius waren vrome mannen, maar in tegenstelling tot de Puriteinen helemaal niet benauwd voor andersdenkenden of andersgelovigen. Penn wilde dus niet dat Philadelphia een ‘stad op de berg’ zou zijn, enkel toegankelijk voor wie zuiver in de leer en onberispelijk van wandel (naar Psalm 24), maar een ‘Society of Friends, een ‘brotherhood of men’ (Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald). Geen gesloten, maar een open stad. De piëtisten uit Frankfurt waren welkom, de anabaptisten uit Krefeld ook. Pastorius kan het niet genoeg onderlijnen in zijn brieven, hoe zeer hier echt iedereen gelijk is voor de wet, en kan rekenen op een billijke behandeling. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat in 1688 we de naam van Franz Daniel Pastorius zien verschijnen (samen met die van drie andere inwoners van Germantown) onder een petitie die pleit voor een gelijke berechtiging van zwarten. Dit gebeurt precies op het moment dat in Pennsylvania voor het eerst slaven worden aangevoerd vanuit de Caribische eilanden. Zij willen dit onderwerp besproken hebben op het maandelijks overleg van de Quakers. Het is het eerste officiële document uit de Amerikaanse geschiedenis, waar dit op simpele en heldere wijze wordt beargumenteerd. Kerntekst in deze petitie is een woord van Jezus: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. De rest is ontvouwing van dit principe. Helder toch?

Omdat Penn de ‘kerkelijke omheining’ irrelevant verklaarde en elk mens aansprak op z’n uniek mens-zijn (het innerlijk licht) kon eindelijk ook de sociale kant van de religieuze impuls aan het licht komen. De onderlinge verbondenheid die religie oproept, maar die gewoonlijk beperkt blijft tot de eigen groep (wij-zij, incrowd-outcrowd), kon nu samenlevingbreed worden ontvouwd, enfin, de aanzet ertoe was gegeven. De realiteit is natuurlijk een stuk weerbarstiger.

Voetnoten

  1. Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten, da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern, ein Frantzos. Capitain, ein Niederteutscher Kuchenbecker, ein Apothecker, Glaßblaser, Maurer, Schmidt, Wagner, Schreiner, Küfer, Hutmacher, Schuster, Schneider, Gärtner, Bauern, Näderinnen, &c. in allem etlich und 80. Personen, ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr, das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden, sondern auch so differenten Religionen und Wandels, daß ich die Schiff, welche sie anhero tragen, nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte, wofern nicht mehr unreine, als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich, die es mit der Römischen, mit der Lutherischen, mit der Calvinischen, mit der Widertäufferischen, und mit der Englischen Kirche halten, und nur einen Quäcker.” bron: F.D. Pastorius, Sichere Nachricht auß America, wegen der Landschafft Pennsylvania, von einem dorthin gereißten Teutschen, de dato Philadelphia, den 7. Martii 1684, p. 2 Geciteerd bij Weaver 2013, p. 303.
  2. Pastorius schrijft aan zijn Duitse achterban, die waarschijnlijk in de opmerking dat er meer ‘onreine’ dan ‘reine’ dieren op de boot zaten, wel een sneer naar de niet-piëtisten zullen hebben gehoord. Ook het gebruik van de term ‘Gesinde’ (waar ik ‘medereizigers’ heb vertaald) kan makkelijk pejoratief worden verstaan. Slechts één letter verwijderd van ‘Gesindel’
  3. Umständige Beschreibung Pennsylvaniae, 1686, p. 34-35. Pastorius verwijt de predikanten dat zij excelleren in ‘buchstäbliche Recitirung’.

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy