2 Providence, ‘a wall of separation’

Providence, William Rogers en de wall of separation

Met William Rogers ontmoeten we nog maar eens een Engelse Puritein opgeleid in Cambridge (toentertijd inderdaad een broeinest van Puriteinse theologie). Hij had van heel nabij meegemaakt hoe de koning alle macht naar zich toe had getrokken en middels de aartsbisschop van Canterbury ook op het kerkelijke terrein alles naar zijn hand wilde zetten. Als ‘manusje van alles’ had hij de grote Engelse jurist Sir Edward Coke bijgestaan, die zich in de jaren 1620 tegen die usurpatiedrift van de koning had gekeerd en alle juridische middelen in de strijd wierp om de koning te counteren. Tevergeefs. Ook toen hij predikant geworden was, bleef hij kind aan huis in het Parlement. Toen de koning in 1629 het parlement ‘on hold’ zette, koos ook hij eieren voor zijn geld en verliet Engeland. In 1631 kwam hij in Boston aan. Zijn faam was hem vooruitgesneld en natuurlijk kende gouverneur Winthrop hem nog van Engeland. De kerk van Boston aarzelde dan ook geen seconde en bood hem een predikantsplaats aan. Tot verbazing van allen bedankt Rogers voor de eer. Gevraagd naar zijn motivatie legde hij uit dat hij vond dat de Puriteinse kerk van Boston te kort schoot in haar toewijding aan God, niet puur genoeg was. Daarbij doelde hij niet op een theologische kwestie, ook niet op religieuze of morele ijver, maar op een principieel organisatorisch tekort. De Puriteinse kerken in de Nieuwe Wereld hadden namelijk de band met de staat niet verbroken. Zij vertrouwden nog steeds op ondersteuning door de burgerlijke overheid. Williams vond dat onvergeeflijk. Die link met de staatsmacht was toch precies de Engelse ziekte die de kerk in het moederland ten dode toe had geteisterd en waarom zij, de Puriteinen, uiteindelijk niets anders hadden kunnen doen, dan dat land ontvluchten. Hadden zij dan niet gezien hoe nefast overheidsbemoeienis met kerkelijke zaken was voor het geestelijk leven van de gelovigen? Williams was ervan overtuigd dat een kerk pas echt ‘kerk’ kan worden als ze alle banden met de overheid resoluut doorsnijdt. Enkel dan is ze vrij om de Heer te dienen, met hart en ziel en met welke andere vermogens ze nog meer mag hebben. De overheid moest zich volgens Williams dus verre houden van alles wat ook maar iets met de menselijke relatie tot God te maken heeft. En de kerk moet zich dus niet laten inpakken, ook niet als de overheid haar goed gezind is. Ze mag daarin niet opportunistisch zijn. Dat kost haar haar ziel, vond Williams. Hiermee raakte Williams een gevoelig punt. Het Puriteinse project in Massachusetts, zo zorgvuldig uitgetekend door Winthrop en Cotton, was juist op de hartelijke samenwerking van de wereldlijke en geestelijke overheid gebaseerd. Enkel daardoor kon de ‘stad op de berg’ zo stralen.

Het proces en de vlucht

Omdat Williams zijn mening niet bepaald onder stoelen of banken stak, ontstond er grote onrust in Boston en moest hij na enige tijd de stad verlaten. Hij vond onderdak in Salem, waar men hem liet betijen. De kerk bood hem weliswaar geen officiële predikantspost aan, maar maakte wel op informele wijze van zijn diensten als predikant gebruik. Toen hij ook daar z’n mond niet kon houden, werd er een proces tegen hem aangespannen bij het hof van Massachusetts Bay, dat uiteindelijk tot verbanning besloot. Het is 1635. Williams was ziek en de winter stond voor de deur. Het hof besloot barmhartigheid te betrachten en verleende uitstel tot de lente. Begin januari stuurde het echter toch soldaten om hem op te pakken – Williams was hersteld en had weer eens z’n mond niet kunnen houden. Gouverneur Winthrop voorzag dat Williams dan naar Engeland zou worden gedeporteerd waar hem waarschijnlijk de dood wachtte. Hoezeer hij het ook oneens was met Williams, dat verdiende die nu ook weer niet, en hij liet Williams waarschuwen dat de soldaten in aantocht waren. Die aarzelde geen seconde, trok z’n warmste kleren aan, propte z’n zakken vol met gedroogd graan (een truc die hij van de Indianen had geleerd als het ging om teerkost voor onderweg) en verliet zijn huis. De winter van dat jaar was streng. Als Williams er 35 jaar na dato over schrijft, zegt hij dat hij nog steeds de pijn kan voelen die hij toen voelde in zijn bijna bevroren voeten. Hij had geen ‘bed en geen brood’ en zouden ‘de raven des hemels’ hem niet met hun brood gevoed hebben, zou hij zeker gestorven zijn.  De ‘raven des hemels’ verwijzen – middels een bijbelse allusie op het verhaal van de profeet Elia die zich verbergen moest voor de woedende koning Achab en gevoed werd door de raven – naar de Indianen die hem voordien al als betrouwbare handelspartner hadden leren kennen, en die hem onderdak hebben gegeven. Hij is op dat moment in ‘niemandsland’, want Rhode Island is nog niet door enig Europees volk geclaimd. Hij besluit zich een stuk grond aan te schaffen. Hij onderhandelt met de Indianen die hij daar aantrof tot ze het eens werden over de prijs. Omdat hij het gevoel had door God naar deze plaats te zijn geleid, noemde hij zijn nederzetting ‘Providence’ en – zo voegt hij toe – het is mijn diepste verlangen dat deze plek zal worden tot een ‘shelter for persons distressed for conscience’. Al spoedig voegde zich zijn familie bij hem, samen met nog een 12-tal andere gezinnen, merendeels mensen die hij had leren kennen in Salem en die zijn opvattingen over kerk en staat deelden. Onder hen ook enkele baptisten (volwassendopers) en die uit Massachusetts Bay waren verdreven, omdat hun geloofsopvattingen als ketters waren veroordeeld.

Scheiding van kerk en staat in Rhode Island

Williams begon nu op zijn beurt ook aan een heilig experiment. Ook hij stelt een ‘Political Compact’ op voor Providence. Het land dat hij gekocht heeft doet hij terug in de algemene pot. Elk van de volwassen mannen krijgt een voldoende groot deel om te bebouwen en te bewerken. De rest blijft algemeen eigendom. De bevoegdheid van het burgerlijk bestuur beperkt hij tot ‘wereldse zaken’. Het meest opvallende van de ‘grondwet’ van Providence is daarom wat er nìet in staat. Er is geen enkele verwijzing naar God in te bekennen. De overheid heeft ook geen enkele opdracht ten opzichte van welke kerk dan ook. Ze moet enkel toezien op het handhaven van de openbare orde en zich inspannen voor het algemeen belang. De burgers van Providence beloven door ondertekening van dit ‘compact’ dat zij deze seculiere overheid gehoorzaam zullen zijn. En als om alle misverstand te vermijden voegen ze nog toe, dat die gehoorzaamheid dus enkel ‘civil things’ betreft. In de ogen van zo goed als al zijn tijdgenoten, zowel in de Oude als de Nieuwe Wereld, moet dit absurd geklonken hebben. Een overheid die geen legitimatie heeft buiten zichzelf. Overal elders in de Westerse wereld legitimeert de overheid zich door te verwijzen naar een goddelijke instelling (meestal gesymboliseerd in een koningshuis dat regeert ‘bij de gratie Gods’). Ook de Puriteinen hadden iets soortgelijks gedaan. Ze hadden het mandaat gekregen vanuit de bijbel om een ‘stad Gods’ uit te bouwen. De preek van Cotton, waarmee hij het grote contingent Puriteinen wegzond uit Southampton in 1630 sprak op dit punt boekdelen. De stichting van de nieuwe ‘Plantation’ werd aanzien als een opdracht van God. Dit was hun mandaat en de rechtsgrond van hun ‘Compact’. Williams redeneert dat de legitimiteit van eender welke wereldlijk heerser niet berust bij God, maar bij de mensen over wie hij regeert, die hem die macht hebben verleend en dus ook weer kunnen afnemen. Voor die groep zal hij zich dan ook moeten verantwoorden. Williams was consequent. Kerk en staat werden volledig uit elkaar gehouden. Net als God kwam het begrip ‘kerk’ zelfs niet in de ‘Compact’ voor. Als hij enkele jaren later de onafhankelijkheid en legitimiteit van wat dan ‘Rhode Island’ is geworden moet verdedigen in Engeland – de legers van de Puriteinse kolonisten uit Massachusetts hebben zijn grondgebied onder de voet gelopen en claimen het grondgebied, trekt hij fel van leer tegen zijn vroegere medestanders. Hij verwijt de Puriteinse kolonisten dat ze hypocriet en egocentrisch zijn. Zelf zijn ze Engeland ontvlucht omdat ze zich niet wilden conformeren aan de staatskerk, nu eisen zij van elkeen die zich in hun land komt vestigen dat die zich conformeren aan hun kerk. Vervolgens komt hij op de proppen met een wereldberoemd geworden vergelijking. ‘De ware kerk van God is als een schitterende tuin, onbesmet en puur. Ze lijkt op de hof van Eden. Het leven in de wereld daarentegen is als een leven in ‘de wildernis’. Elke keer als de mensen een gat hebben gemaakt in de heg of in de ‘wall of separation’ tussen de tuin van de kerk en de wildernis van de wereld, heeft God die muur afgebroken, de kandelaar (bijbels beeld voor Gods aanwezigheid) weggenomen, etc. en zijn tuin prijsgegeven aan de wildernis’. Williams betoogt dat als je toestaat dat de staat zich op één of ander manier met de zaken van het geloof moeit, dat dan de kerk zal eindigen als het zoveelste wereldse instituut. Hij slaagt erin zijn slag thuis te halen en kan terugkeren naar Rhode Island met een officieel ‘charter’ getekend door de koning. In Providence Plantations mag hij experimenteren met de volkssoevereiniteit, terwijl het toch officieel onderdeel blijft van de Engelse staat. Van de ‘kerk van Engeland’ geen spoor in dat charter. Wel lezen we:  “No person within the said colony, at any time hereafter, shall be any wise molested, punished, disquieted, or called in question, for any differences in opinion, in matters of religion, who do not actually disturb the civil peace of our own society.” Hoort u hoever Williams z’n tijd vooruit was!

De verzekering tegen anarchie is gelegen in Williams opvatting dat de staat zich beperken moet tot de ‘tweede tafel van de wet’ (de laatste 6 geboden, die de moraal en het openbare leven betreffen) en zich totaal niet moet bemoeien met de ‘eerste tafel van de wet’ (de geboden over de verering van de ware God, de verwerping van de afgoderij, de beeldenverering, en de eerbiediging van de sabbath). Op die punten mogen van Williams mensen geloven wat ze willen, omdat elke dwang of verplichting op dit terrein in het beste geval leidt tot hypocrisie (uiterlijke conformering, maar innerlijke afwezigheid) en in het slechtste geval tot schade aan de ziel van de individuele mens. De ‘zielsvrijheid’ en de ‘onaantastbaarheid van ieders geweten’ zijn voor Williams de waarden die boven alles uitgaan. Dit alles brengt hij tot stand terwijl in Engeland de burgeroorlog tussen Puriteinen en de koningsgezinden woedt, in Duitsland de 30-jarige oorlog z’n laatste fase ingaat en in de Nederlanden Staatse en Spaanse troepen elkaar nog steeds bestrijden. Afgedwongen eredienst, zo stelt hij ‘is niets anders dan een stank in Gods neusgaten’. Ja ik kan er ook niets aan doen. Williams spreekt de ‘tale Kanaäns’ en deze is altijd heel concreet en plastisch. Deze zegswijze was lang heel gebruikelijk en gaat terug op de bijbel zelf: Bij een godewelgevallig offer stijgt de rook op als een ‘welriekende reuk’ in Gods neusgaten, en omgekeerd. Mensen met geweld tot een bepaalde godsdienst dwingen, is een vorm van gods-dienst die God niet behaagt. Nochtans is precies dat waar het in Europa op uitgedraaid is. Niet pas recent, stelt William, maar eigenlijk al vanaf het moment dat het christendom ‘staatsgodsdienst’ is geworden onder Constantijn. Dat was dè zondeval van het Christendom. En het gebeurt steeds opnieuw als in Europa een machthebber van religie wisselt. Religie onder dwang noemt hij een ‘verkrachting van de ziel’. In zijn latere geschriften werkt hij deze gedachten verder uit en komt hij niet enkel tot een ‘tolereren van andersdenkenden’ (nou ja, vooruit dan maar, als je je maar gedeisd houdt), maar pleit hij voor volledige tolerantie, ook van hetgeen dat tegen de algemene christelijke religie ingaat. Hij vindt dat ‘alle mensen in alle landen op de wereld het recht zouden moeten krijgen om de meest heidense, Joodse, Turkse, of anti-christelijke opvattingen erop na te houden in hun geweten’. Hij probeert zelfs aan te tonen dat de bijbel dit wil, of toch in elk geval dat Jezus dit gewild zou hebben. Zijn favoriete tekst is de parabel van het onkruid en het koren dat samen opgroeit en dat volgens Jezus niet voor de oogst gescheiden moet worden, omdat men met het weiden van het onkruid ook de wortels van het graan zou beschadigen. Verder bespreekt hij honderden bladzijden lang alle klassieke argumenten voor de goddelijke legitimering van de staatsmacht, waarbij hij de hele kerkgeschiedenis langs wandelt. Hij gebruikt kort samengevat de bijbel heel systematisch tegen het ‘christendom’ (de uiterlijke vorm die het christelijke geloof in de geschiedenis heeft aangenomen) om dat laatste te ontmaskeren als een pervertering van Jezus’ boodschap. Een oefening die niet zo moeilijk is en die velen hem al hebben voorgedaan (Luther bijv.) en nog dagelijks nadoen. Het zal weinigen van mening hebben doen veranderen. Voor zijn tijdgenoten en voormalige strijdmakkers, Cotton en Winthrop, was Williams helemaal doorgeslagen en dolgedraaid. Zijn kolonie werd ook niet echt serieus genomen. Men vond het een ‘ongeregeld zootje’, een wonderlijke verzameling malcontenten, een toevluchtsoord voor allerlei geloofsgroepen die elders niet welkom waren. Vooral de ‘baptisten’ (de groep die vond dat je enkel gedoopt kon worden als volwassene, als je wist wat je geacht werd te geloven), in die dagen ongeveer de meest gehate ‘secte’ ter wereld. Zij vonden bij Williams een veilig onderkomen. Zij zijn het ook die zijn erfenis hebben bewaard en de gedachte van de scheiding van kerk en staat omwille van de kerk, hoog op hun agenda hebben gehouden. Het charter van Providence Plantations heeft echter in de verdere ontwikkeling van de regeling van de godsdienstvrijheid nauwelijks nog een rol gespeeld. Zo populair als Williams nu is, zo marginaal was hij in zijn eigen tijd. Niet dat Cotton en Winthrop (de Puriteinen) het pleit gewonnen hebben. Integendeel. Vanuit geheel onverwacht hoek werd er namelijk nog maar eens een ‘heilig experiment’ opgezet in New England, waarin de godsdienstvrijheid ook een centrale plaats innam, maar waar ook de oefening om samen te leven ook hoog op de agenda stond. Pennsylvania was de naam van die kolonie, de Society of Friends, beter bekend als de Quakers, zijn degenen die daar de toon hebben gezet. We zijn in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de eerste Amerikaanse stad die gebouwd is op grond van een urbanistische planning, Philadelphia.

> Philadelphia

Auteur: dwursten

theoloog, historicus, en inspecteur/pedagogisch begeleider voor het godsdienstonderwijs in Vlaanderen.

Der Aufbruch

Ich befahl mein Pferd aus dem Stall zu holen. Der Diener verstand mich nicht. Ich ging selbst in den Stall, sattelte mein Pferd und bestieg es. In der Ferne hörte ich eine Trompete blasen, ich fragte ihn, was das bedeutete. Er wusste nichts und hatte nichts gehört. Beim Tore hielt er mich auf und fragte: »Wohin reitet der Herr?« »Ich weiß es nicht«, sagte ich, »nur weg von hier, nur weg von hier. Immerfort weg von hier, nur so kann ich mein Ziel erreichen.« »Du kennst also dein Ziel«, fragte er. »Ja«, antwortete ich, »ich sagte es doch: ›Weg-von-hier‹ – das ist mein Ziel.« »Du hast keinen Eßvorrat mit«, sagte er. »Ich brauche keinen«, sagte ich, »die Reise ist so lang, daß ich verhungern muß, wenn ich auf dem Weg nichts bekomme. Kein Eßvorrat kann mich retten. Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheure Reise.«

Franz Kafka, Erzählungen aus dem Nachlaß (1904-1924)

[Der Aufbruch, met vertaling en kort commentaar]

Alors n’admettant plus d’autorité visible
Chacun fut de la foi, censé juge infaillible 
Et sans être approuvé par le clergé romain
 
Tout protestant fut pape, une Bible à la main.

Nicholas Boileau, Satire XII, sur l’équivoque

proeve van vertaling: 
Wanneer uitwendig gezag niet meer wordt geaccepteerd,
 
vindt elkeen zich qua geloof onfeilbaar en geleerd.
 
En zonder approbatie door de geestelijke stand
 
wordt elke protestant een paus met de bijbel in zijn hand
.

Over Scherpenheuvel een excurs in hoofdstuk 2, over hoe deze magische ‘eik’ tot een ‘Mariaburcht’ werd omgevormd. Afbeeldingen en korte historie in een aparte post.

diesseitig = op het aardse leven gericht

voor de Hollandse lezers: spijkers

Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheüs 18, vers 18

En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’  Mattheus 16:18-19

‘Onze Lieve Heer op zolder’ is de negentiende eeuwse naam van de schuilkerk die de rooms-katholieken in de zeventiende eeuw inrichtten op de zolder van een groot (gecombineerde) herenhuis aan de Amsterdamse Oudezijds Voorburgwal. Van binnen een kerk, van buiten niets bijzonders te zien.

In het Nederlands: ‘En Ik zal een plaats aanduiden voor mijn volk, voor Israel, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, die ze nooit meer zullen moeten te verlaten.’

Philadelphia is ook de naam van een van de zeven gemeenten in Klein-Azië, waaraan de ‘engel van de Heer; een brief zendt in het visioen van de ziener van Patmos, beter bekend als ‘de openbaring aan Johannes’, of ‘de Apocalyps’. Van de zeven steden is Philadelphia de enige waarvan enkel goede punten naar voren worden gehaald.

“When in the Course of human events, it becomes necessary for one people to dissolve the political bands which have connected them with another, and to assume among the powers of the earth, the separate and equal station to which the Laws of Nature and of Nature’s God entitle them, a decent respect to the opinions of mankind requires that they should declare the causes which impel them to the separation.”

In de negentiende eeuw was dit nog een neutrale term, misschien gevoelsmatig eerder afgeleid van sequi (volgen) dan van secare (scheiden). Een correcte vertaling lijkt me ‘stroming’.

Aux États-Unis, lorsqu’un homme politique attaque une secte, ce n’est pas une raison pour que les partisans mêmes de cette secte ne le soutiennent pas; mais s’il attaque toutes les sectes ensemble, chacun le fuit, et il reste seul. Pendant que j’étais en Amérique, un témoin se présenta aux assises du comté de Chester (État de New York) et déclara qu’il ne croyait pas à l’existence de Dieu et à l’immortalité de l’âme. Le président refusa de recevoir son serment, attendu, dit-il, que le témoin avait détruit d’avance toute la foi qu’on pouvait ajouter à ses paroles. Les journaux rapportèrent le fait sans commentaire.

“J’ai dit plus haut que je considérais les mœurs comme l’une des grandes causes générales auxquelles on peut attribuer le maintien de la république démocratique aux États-Unis. J’entends ici l’expression de mœurs dans le sens qu’attachaient les Anciens au mot mores; non seulement je l’applique aux mœurs proprement dites, qu’on pourrait appeler les habitudes du cœur, mais aux différentes notions que possèdent les hommes, aux diverses opinions qui ont cours au milieu d’eux, et à l’ensemble des idées dont se forment les habitudes de l’esprit. Je comprends donc sous ce mot tout l’état moral et intellectuel d’un peuple.”

Al de Schrift is van God ingegeven en kan dienen tot onderricht, om fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven. Tweede brief van Paulus aan Timotheüs, hoofdstuk 3, vers 16

Eén van de header-images van het jubileumnummer van Vogue (125 jaar).
De verwijzing stond in Het Nieuwsblad van 3 april 2017

Peter Berger (1929-2017) was een invloedrijk godsdienstsocioloog. Zijn boek uit 1967 The Sacred Canopy vestigde zijn naam op dit terrein. In dit boek combineerde hij de secularisatiethese van Weber met zijn eigen visie op religies als ‘sociale constructies’. Al snel zag hij de blikvernauwing. In de jaren 1990 stelde hij dat Moderniteit leidt tot pluraliteit (als feit) op religieus terrein en dus tot de vaststelling dat men niet meer op dezelfde manier religieus kan zijn als vroeger, nl. vanzelfsprekend. Dit kan vervolgens zowel tot relativitering als tot fundamentalisering van het religieuze leiden. Secularisatie is dan een optie (Europa), maar geen dwingend gevolg.

Lees iets meer op deze post

“Pour connaître et juger une société, il faut arriver à sa substance profonde, au lien humain dont elle est faite et qui dépend des rapports juridiques sans doute, mais aussi des formes du travail, de la manière d’aimer, de vivre et de mourir.”

Merleau-Ponty, Humanisme et terreur, p. X

“Alors que tout dans la politique comme dans la connaissance montre que le règne d’une raison universelle est problématique, que la raison comme la liberté est à faire dans un monde qui n’y est pas prédestiné, ils préfèrent oublier l’expérience, laisser là la culture, et formuler solennellement comme des vérités vénérables les pauvretés qui conviennent à leur fatigue.” (Merleau-Ponty, humanisme et terreur, p. xxxvii-xxxviii) NB : Het is 1947.

“Men moet bij dit volk de tempels van hun afgoden volstrekt niet verwoesten, maar alleen de afgodsbeelden, die daarin zijn. Dan moet men wijwater gereed maken om de heiligdommen daarmee te besprengen, altaren bouwen en daarin relikwieën plaatsen. Want als deze tempels goed gebouwd zijn, moeten zij veranderd worden van cultusplaatsen der demonen tot de dienst van de ware God. Als dan het volk zelf ziet dat zijn tempels niet verwoest worden, kan het zijn dwaling van harte afleggen, de ware God erkennen en aanbidden en naar oude gewoonte samenkomen op de vertrouwde plaatsen … Want het is beslist onmogelijk, dat men voor hun grove zielen ineens alles afsnijdt, omdat immers hij, die de hoogste top wil beklimmen zich trapsgewijs, stap voor stap, maar niet met sprongen omhoogwerkt.”

(brief aan abt Melitto, opgenomen in Beda’s geschiedenis van Engeland).

Giles Képel, La Revanche de Dieu. Chrétiens, juifs et musulmans à la reconquête du monde (1991)

Meine Gesellschafft bestund auß vielerley Sort Leuten / da war ein D. Medicinae mit seinem Weib und 8. Kindern / ein Frantzos. Capitain / ein Niederteutscher Kuchenbecker / ein Apothecker / Glaßblaser / Maurer / Schmidt / Wagner / Schreiner / Küfer / Hutmacher / Schuster / Schneider / Gärtner / Bauern / Näderinnen / &c. in allem etlich und 80. Personen / ausser dem Schiffvolck. Solche nun sind nicht nur ihrem Alter (massen unsere älteste Frau 60. Jahr / das jüngste Kind aber nur 12. Wochen alt waren) und nunerwehnten Handthierung nach unterschieden / sondern auch so differenten Religionen und Wandels / daß ich die Schiff / welche sie anhero tragen / nicht unfüglich mit der Archen Noä vergleichen könte / wofern nicht mehr unreine / als reine (vernünfftige) Thier darinnen befindlich. Unter meinem Gesinde habe ich / die es mit der Römischen / mit der Lutherischen / mit der Calvinischen / mit der Widertäufferischen / und mit der Englischen Kirche halten / und nur einen Quäcker. (geciteerd bij Weaver, p. 303)

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

God is terug van (nooit) weggeweest. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe je zijn presentie in het publieke domein nu moet duiden, is een andere zaak. Een lastige ook, omdat meer en meer mensen hun god willen dienen op een manier die andere mensen niet bevalt. In dit essay vragen ons waar dat toch vandaan komt, die ‘religieuze kwestie’, een genealogisch onderzoek naar religie dus.

https://dick.wursten.be/janleyerseffect.htm

Bij palmbomen legt men een zware steen in de kruin. Hierdoor groeien ze rechter omhoog en worden steviger. ‘Tegen de verdrukking in groeien’.

José de Acosta, Historie Naturael…
Titelpagina van de 2de druk van de Nederlandse vertaling (1624)


Olivier Roy (1949) is van de meest vooraanstaande kenners van de islam in Europa. Hij was jarenlang verbonden aan het Franse Centre National de la Recherche Scientifique. Voordien was hij adviseur van de Verenigde Naties inzake Afghanistan (1988) en in 1993-1994 werkzaam in Tadzjikistan voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zijn academische graad behaalde hij als filosoof en hij doctoreerde in de Perzische cultuur- en taalwetenschappen. Hij was onderzoeksdirecteur van het Centre National de la Recherche Scientifique in Frankrijk en is verbonden aan het European University Institute in Florence. In Frankrijk is hij een van de opinieleiders in het debat over de aanpak over het jihadisme. Hij vindt de religieuze component uiterste belangrijk om te begrijpen, maar stelt tegelijk dat ze ‘gekaapt’ wordt (via psycho-sociale mechanismen zeer verwant aan die van sektes) door de leiders van IS. Het geeft de extremisten de kans hun nihilisme te verkopen als een paradijsbelofte. Zowel ter bestrijding als ter voorkoming moet hier volgens hem met dit feit rekening worden gehouden. De in het eerste hoofdstuk genoemde Gilles Képel ziet dat heel anders.

Meer info over deze cantate vindt u hier.  Maar dit spoor hoeft u nu niet te vervolgen. In dit essay is Bach die musiceert in Weimar enkel een opstapje naar een verhaal over hoe de bevrijdingsgedachte (het ‘Exodus’ motief) de (kerk)geschiedenis van West-Europa heeft getekend.

Duits-Amerikaans theoloog (1886-1965). Volgens hem was religie de dieptedimensie van de menselijke cultuur en gaat het dus over God als mensen bezig zijn met wat hen ten diepste aanbelangt: The Ultimate Concern, The Ground of Being. Heidegger is nooit ver weg. In de drie delen van zijn Systematic theology (1951-1963; 3 dln.) zet hij  zijn theologische zijnsleer (ontologie) uiteen, waarbij hij theologie en filosofie ineenknoopt. In deel 1 brengt hij die essentiële en dus onoplosbare spanning op een drievoudige noemer: Freedom & Destiny, Dynamics & Form, Individiualisation & Participation. In die spanning moet een mens leven, het volhouden: The Human Predicament. En dat is goed, want beide polen hebben elkaar nodig. Zo wordt de mens wie hij is. Niet slecht gezien van Tillich.

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijvenOok steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
(Fragment uit de zogeheten Bergrede van Jezus. Evangelie naar Mattheüs, hoofdstuk 5, verzen 13-16)

De ware dienst aan God (godsdienst, eredienst) wordt in het Nieuwe Testament door de apostel Paulus vergeleken met ‘het ware offer’. Zo wordt dus de ware religie een ‘Gode welgevallig offer’ (Romeinen 12) en dus een ‘welriekende reuk‘ in Gods neusgaten (Efeze 5). Hier de Schriftplaatsen:

Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. (Romeinen 12, 1). Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk(Efeziërs 5, 1-2)

Franz Daniel Pastorius (1651-ca. 1720) werd geboren in een welgestelde familie uit Sommerhausen. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Altdorf, Straatsburg en Jena. Hij begon een rechtspraktijk in Bad Windsheim. Na een conflict verhuisde hij naar Frankfurt am Main. In 1683 werd Pastorius de agent van een groep ondernemers uit Frankfurt (de ‘Saalhof-piëtisten’), om een stuk land in Pennsylvania te verwerven en klaar te maken voor verdere exploitatie. In opdracht van dze Frankfurter Land Compagnie reisde hij via Rotterdam naar London, nam een optie op 20.000 acres en vertrok. Eens in Philadelphia aangekomen, ontmoette hij William Penn en verwierf het grondgebied van wat ‘Germantown’ zou worden (nu een wijk in Philadelphia). Zelf hoog opgeleid (‘homo universalis’), werd hij al snel de burgervader van dit kleine settlement en zette zowel de civiele, juridische als educatieve infrastructuur op poten. Zijn brieven aan het thuisfront (Sichere Nachricht, Umständige Beschreibung) zijn bedoeld om immigranten te overtuigen, maar wijken af van het genre door hun tamelijk ‘eerlijke’ weergave van het leven aldaar. Ook de beschrijvingen van (autochthone) bevolking, landschap, cultuur, zijn nog steeds interessant. Pastorius’ naam is verder nog verbonden met de eerste petitie tegen de slavernij in 1688, gericht aan een vergadering van Quakers. Ook als dichter (Latijn) en als spreekwoordenverzamelaar (the Bee-hive) heeft hij een zekere naam.

meer in deze post, of op de Engelse wikipediapagina.

Referentie: de grondige en vernieuwende studie van John Weaver, Franz Daniel Pastorius and Transatlantic Culture: German Beginnings, Pennsylvania Conclusions (Potsdam, 2013). Zowel PDF als POD: https://www.pastorius.info/

OVERZICHT

(in dit verhaal – essay 3, the Great Migration – gaat het over de kleine strook aan de Noord-Westkust : Massachusetts):

Europese settlements in Noord-Amerika ca. 1650

INGEZOOMD:

New England settlements ca. 1640

De STEDEN waarvan sprake zijn rood-omcirkeld. Ook de namen van de autochtone bewoners staan erbij:

Salem, Boston, Providence, Plymouth

Overzichtskaart 1685 (Amsterdam, 1685, Visser-Schenk jr.) met de Nederlandse namen. Daaronder ingezoomd op Philadelphia (de eerste stad met een typisch Amerikaanse plattegrond). Grotere afbeeldingen op de aparte post: http://religie.wursten.be/kaart-van-de-nieuwe-wereld-1685/

 

 

Fascinerend is in dit opzicht de beroemde Mappamundi van Pierre Desceliers (1550). Cartografisch is deze top of the notch, maar de verklarende teksten zijn nog even legendarisch als de Middeleeuwse fantasiekaarten.

wereldkaart 1550 desceliers
Mappa Mundi van Pierre Desceliers (ca. 1550)

Voor meer info deze post

Europa en Amerika zitten nog aan elkaar vast

gastaldi forlani
Wereldkaart. Venetië, Forlani 1565 (naar Gastaldi 1546)

 

Europa en Amerika zijn gescheiden

Ortelius wereldkaart
Ortelius, Antwerpen 1570

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961).

Filosoof, in wiens denken de waarneming een fundamentele rol speelt in ons begrijpen van de wereld. Hij hoort dus bij de fenomenologische school (Husserl, Heidegger). Hij valt op doordat hij bewust het gesprek (ook kritisch) zoekt met de wetenschappen, en wel vooral met de psychologie. In een latere fase van zijn denken gaat de lichamelijkheid van de mens hierin een grote rol spelen. Volgens Merleau-Ponty is het lichaam namelijk het eerste en belangrijkste middel dat de mens heeft om de wereld te (ver)kennen. Hiermee slaat hij duidelijk een andere weg in dan de klassieke filosofische traditie, die het bewustzijn als vertrekpunt van kennis nemen. Deze nadruk op de lichamelijkheid (of breder: ‘het lichamelijk in de wereld zijn’) betekende dat Merleau-Ponty de fenomenologie eigenlijk verdiepte tot ze als het ware een indirecte ontologie werd. Zie hiervoor vooral zijn postuum gepubliceerde werken, Le Visible et l’invisible (1964) en L’Œil et l’esprit (1960).

further reading: het lemma in Stanford Encyclopedia of Philosophy